Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Numeri 26

Israël wordt voor de tweede keer geteld

26 Toen de ziekte voorbij was, zei de Heer tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: "Tel het hele volk Israël. Tel per familie alle mannen van 20 jaar en ouder. Dus alle mannen die met het leger kunnen meegaan." Ze waren toen in de velden van Moab langs de Jordaan, bij Jericho. Mozes en de priester Eleazar zeiden tegen het volk: "Iedereen van 20 jaar en ouder moet geteld worden!" Want dat was wat de Heer aan Mozes had bevolen. Zo telde hij dus de Israëlieten die uit Egypte vertrokken waren.

Ruben was de oudste zoon van Israël. De stam van Ruben bestond uit de familie van Henoch, de familie van Pallu, de familie van Hezron en de familie van Karmi. Dit waren de families van de stam van Ruben. Daarvan waren 43.730 mannen 20 jaar of ouder. De zoon van Pallu was Eliab, en de zonen van Eliab waren Nemuel, Datan en Abiram. Deze Datan en Abiram waren de leiders die in opstand waren gekomen tegen Mozes en Aäron, samen met de bende van Korach, toen Korach in opstand kwam tegen de Heer. 10 Toen was de aarde open gegaan en had hen samen met Korach opgeslokt. De andere 250 mannen van de bende werden gedood door het vuur van de Heer. Zo waren zij een waarschuwing voor de rest van het volk. 11 Maar de zonen van Korach waren niet gedood.

12 De stam van Simeon bestond uit de familie van Nemuel, de familie van Jamin, de familie van Jachin, 13 de familie van Zera en de familie van Saul. 14 Dit waren de families van de stam van Simeon. Daarvan waren 22.200 mannen 20 jaar of ouder.

15 De stam van Gad bestond uit de familie van Zefon, de familie van Haggi, 16 de familie van Suni, de familie van Ozni, de familie van Eri, 17 de familie van Arod en de familie van Areli. Dit waren de families van de stam van Gad. 18 Daarvan waren 40.500 mannen 20 jaar of ouder.

19 De zonen van Juda waren Er en Onan. Maar zij stierven in Kanaän voordat Jakob met al zijn zonen naar Egypte ging. 20 Zijn andere zoon was Sela, zijn kleinzonen waren Perez en Zera. De stam van Juda bestond uit de familie van Sela, de familie van Perez en de familie van Zera. 21 De familie van Perez bestond uit de familie van Hezron en de familie van Hamul. 22 Dit waren de families van de stam van Juda. Daarvan waren 76.500 mannen 20 jaar of ouder.

23 De stam van Issaschar bestond uit de familie van Tola, de familie van Puva, 24 de familie van Jasub en de familie van Simron. 25 Dit waren de families van de stam van Issaschar. Daarvan waren 64.300 mannen 20 jaar of ouder.

26 De familie van Zebulon bestond uit de familie van Sered, de familie van Elon en de familie van Jahleël 27 Dit waren de families van de stam van Zebulon. Daarvan waren 60.500 mannen 20 jaar of ouder.

28 De stam van Jozef bestond uit de stammen van Manasse en Efraïm. 29 De stam van Manasse bestond uit de familie van Machir. Machir kreeg een zoon: Gilead. 30 De familie van Gilead bestond uit de familie van Jezer, de familie van Helek, 31 de familie van Asriël, de familie van Sechem, 32 de familie van Semida en de familie van Hefer. 33 Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar wel dochters. Dat waren Mala, Noa, Hogla, Milka en Tirza. 34 Dit waren de families van de stam van Manasse. Daarvan waren 52.700 mannen 20 jaar of ouder.

35 De stam van Efraïm bestond uit de familie van Sutela, de familie van Becher en de familie van Tahan. 36 En de familie van Sutela bestond uit de familie van Eran.

37 Dit waren de families van de stam van Efraïm. Daarvan waren 32.500 mannen 20 jaar of ouder.

Dit waren de families van de stam van Jozef.

38 De stam van Benjamin bestond uit de familie van Bela, de familie van Asbel, de familie van Ahiram, 39 de familie van Sefufam en de familie van Hufam. 40 En de familie van Bela bestond uit de familie van Ard en de familie van Naäman. 41 Dit waren de families van de stam van Benjamin. Daarvan waren 45.600 mannen 20 jaar of ouder.

42 De stam van Dan bestond uit de familie van Suham. Dit waren de families van de stam van Dan. 43 Daarvan waren 64.400 mannen 20 jaar of ouder.

44 De stam van Aser bestond uit de familie van Jimna, de familie van Jisvi en de familie van Beria. 45 De familie van Beria bestond uit de familie van Heber en de familie van Malkiël. 46 De dochter van Aser was Sera. 47 Dit zijn de families van de stam van Aser. Daarvan waren 53.400 mannen 20 jaar of ouder.

48 De stam van Naftali bestond uit de familie van Jazeël, de familie van Guni, 49 de familie van Jezer en de familie van Sillem. 50 Dit waren de families van de stam van Naftali. Daarvan waren 45.400 mannen 20 jaar of ouder.

51 In totaal waren er in Israël 601.730 mannen van 20 jaar en ouder.

52 En de Heer zei tegen Mozes: 53 "Het land waar jullie gaan wonen, moet onder deze stammen worden verdeeld. Elke stam krijgt een eigen gebied. Bij de verdeling moet rekening gehouden worden met de grootte van de stammen. 54 Een stam met een groot aantal mannen van 20 jaar en ouder krijgt een groot gebied. Een stam met een klein aantal mannen van 20 jaar en ouder krijgt een klein gebied. 55 Je moet loten welke stam welk gebied krijgt. 56 Dus elke stam krijgt zijn eigen gebied. Hoe groot dat gebied is, hangt af van de grootte van de stam."

57 De stam van de Levieten bestond uit de familie van Gerson, de familie van Kehat en de familie van Merari. 58 Uit die families ontstonden ook de familie van Libni, de familie van Hebron, de familie van Mali, de familie van Musi en de familie van Korach. Kehat had een zoon: Amram. 59 Amram trouwde met Jochebed, uit de familie van Levi. Ze was in Egypte geboren. Zij en Amram kregen kinderen: Aäron, Mozes en Mirjam. 60 Aäron kreeg vier zonen: Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. 61 Nadab en Abihu stierven toen ze onheilig vuur bij de Heer brachten. 62 Van de Levieten waren 23.000 mannen één maand of ouder. Zij werden niet samen met de andere Israëlieten geteld, omdat zij geen eigen gebied kregen zoals de andere Israëlieten.

63 Dit waren de mannen die door Mozes en de priester Eleazar geteld waren. Ze waren toen in de velden van Moab langs de Jordaan, bij Jericho. 64 Niemand van hen was al eerder door Mozes en de priester Aäron geteld, toen de Israëlieten voor de eerste keer werden geteld in de Sinaï-woestijn. 65 Want van die getelde mannen had de Heer gezegd: 'Jullie zullen in de woestijn sterven.' Van hen leefde niemand meer, behalve Kaleb en Jozua.

Psalmen 69

Psalm 69

Een lied van David, op de wijs van: 'De lelies'. Voor de leider van het koor.

Red mij, God, want ik ben in groot gevaar!
Het water staat mij tot aan de lippen!
Ik voel me alsof ik in een moeras ben weggezakt,
in diepe modder waarin ik niet meer kan staan.
Het is alsof ik in diep water ben gevallen
en de golven over mij heen slaan.
Ik ben moe van het roepen.
Mijn keel doet er pijn van.
Mijn ogen branden, moe van het uitkijken naar God.
Ik heb veel meer vijanden dan haren op mijn hoofd.
Ze haten me zonder enige reden.
Ze zijn machtig geworden en willen me doden.
Ik moet aan hen teruggeven wat ik nooit van hen gestolen heb.

God, U weet dat ik een dwaas ben geweest.
U weet wat ik voor slechts heb gedaan.
Maar Heer van de hemelse legers, God van Israël,
zóveel mensen vertrouwen op U.
Stel hén niet teleur omdat ík verkeerd tegen U heb gedaan.

Omdat ik U wil dienen,
word ik beledigd en voor gek gezet.
Mijn broers doen alsof ze me niet kennen.
Mijn bloedeigen broers doen alsof ik een vreemde ben!
10 En dat doen ze omdat ik alles over heb voor U en uw heiligdom.
De scheldwoorden waarmee de mensen U beledigen, raken ook mij!
11 Als ik treur en niets eet omdat ik naar U verlang,
lachen ze mij daarom uit.
12 Als ik rouwkleren aantrek,
maken ze grappen over mij.
13 In de stadspoort wordt er over me gepraat.
Waar gedronken wordt, maken ze spotliedjes over me.

14 Maar ik bid tot U, Heer.
Antwoord mij alstublieft, want ik houd van U.
God, help me alstublieft,
want U bent goed en liefdevol.
15 Trek me uit dit moeras, zodat ik er niet in wegzink.
Red mij van de mensen die me haten,
red mij uit het diepe water.
16 Zorg dat de golven mij niet wegspoelen,
dat het water mij niet opslokt,
dat de modder zich niet boven mij sluit.
17 Antwoord mij, Heer,
want U bent goed en liefdevol!
Kom naar mij toe en red me.
Heb medelijden met me.
18 Doe niet langer alsof U er niet bent.
Antwoord mij alstublieft gauw!
Want ik ben in groot gevaar.
19 Kom mij redden.
Bevrijd mij van mijn vijanden.
20 U weet hoe vreselijk ze me behandelen,
hoe ik aldoor word beledigd.
U weet wie mijn vijanden zijn.
21 Ik word zó belachelijk gemaakt,
dat het mijn hart breekt.
Ik kán niet meer.
Ik hoopte op een klein beetje medelijden,
maar dat was er niet.
Ik hoopte dat iemand me zou troosten,
maar er was niemand.
22 Het is alsof ze me bittere gal te eten geven,
alsof ze me azijn te drinken geven.

23 Heer, laat hun maaltijden een valkuil worden
voor henzelf en voor hun vrienden.
24 Maak hen blind, zodat ze niets meer kunnen zien.
Maak hen zó zwak, dat ze niet meer kunnen staan.
25 Straf hen, koel uw woede op hen!
Laat hen niet ontsnappen.
26 Verwoest hun huizen en hun akkers.
Zorg dat er niemand meer woont.
27 Want ze achtervolgen mij:
zo straft U mij.
Ze lachen met elkaar over mijn pijn.
28 Tel al hun slechte daden bij elkaar op,
dan kunnen ze nooit vrijgesproken worden.
29 Haal hun namen weg uit uw Boek van het leven.
Schrijf hen niet op in het Boek met de namen
van de mensen die leven zoals U het wil.

30 God, ik ben er ellendig aan toe.
Bescherm me alstublieft en red me!
31 Dan zal ik U prijzen met een lied.
Ik zal een danklied voor U zingen.
32 Daar geniet U meer van
dan van een prachtige stier met mooie horens die ik aan U offer.
33 Mensen die leven zoals U het wil,
zullen het zien en er blij over zijn.
Mensen die op U vertrouwen, zullen weer blij zijn.
34 Want U luistert naar mensen in nood.
Gevangenen zijn voor U niet te onbelangrijk.

35 Prijs Hem, hemel en de aarde,
prijs Hem, zeeën, met alles wat in je leeft.
36 Want God zal Jeruzalem bevrijden.
Hij zal de steden van Juda weer opbouwen.
De mensen zullen er weer kunnen wonen.
Ze zullen het land weer bezitten.
37 De kinderen van Gods dienaren
zullen het land bezitten.
De mensen die van Hem houden,
zullen er wonen.

Jesaja 16

Gods woorden over Moab (vervolg)

16 Vluchtende leiders uit het land Moab, stuur uit de woestijn een aantal lammetjes als geschenk naar de koning van Jeruzalem. Zeg tegen hem: 'De vrouwen van Moab willen de Arnon oversteken. Ze zijn als vogels die van hun nest zijn weggevlucht. Ze staan bij de plaats waar je de Arnon kan oversteken. Doe iets! Red ons! Bescherm ons tegen het gevaar! Verberg onze vluchtelingen en verraad ze niet. Geef alstublieft onderdak aan de vluchtelingen uit Moab. Bescherm hen tegen de vijand tot de ellende voorbij is.'

Maar er zal een einde komen aan het verwoesten en onderdrukken. De verwoesters zullen uit het land verdwijnen. Want er zal iemand komen die goed en rechtvaardig regeert. Een Zoon uit de familie van David zal koning zijn. Hij zal rechtvaardig regeren.

We hebben gehoord hoe trots Moab is. Moab loopt op te scheppen en is erg trots op zichzelf. Maar daar zal een einde aan komen. Moab zal huilen van ellende. Alle bewoners zullen huilen. Ze zullen treuren over de stad Kir-Hareset. Want de stad is verwoest en de mannen zijn gedood. De velden van Hesbon en de wijngaarden van Sibma zijn vernietigd. De koningen van de volken hebben de heerlijke druiven afgeslagen. Eerst reikten die wijngaarden tot Jaëzer, tot aan de woestijn. Hun takken kwamen tot voorbij de Dode Zee.[a] Daarom huil ik over Jaëzer en over de wijngaarden van Sibma. Mijn tranen stromen neer op Hesbon en Eleale. Want er worden geen vrolijke oogstfeesten meer gehouden. 10 Blijdschap en vreugde zijn van de akkers verdwenen. Er wordt niet meer gezongen in de wijngaarden. Er worden geen druiven meer geperst in de druivenpersen. De Heer heeft een einde gemaakt aan de vrolijkheid.

11 Daarom ben ik diep bedroefd over Moab. Mijn hart beeft als de snaren van een harp. Ik huil over Kir-Heres. 12 En hoe de bewoners van Moab ook hun best zullen doen op hun offerheuvels, en hoe ze ook bidden in hun tempels, het zal hun niets helpen.

13 Dit heeft de Heer lang geleden al over Moab gezegd. 14 Maar nu zegt Hij: "Nu gaat het gebeuren. Over precies drie jaar zal Moab worden verwoest.[b] Van zijn grote aantallen bewoners zullen er maar heel weinig overblijven. Er zal een klein, machteloos volkje overblijven."

1 Petrus 4

Een heilig leven leiden

Christus heeft dus als mens voor ons geleden. Daarom moeten jullie zelf ook bereid zijn om net als Hij te lijden. Want als je in dit leven hebt geleden, doe je niet meer mee met het kwaad.[a] Zo hoef je de rest van de tijd die je nog op aarde leeft niet meer te luisteren naar de verlangens van je oude 'ik'. Je kan nu leven zoals God het wil. Want in de tijd dat jullie er nog op los leefden, hebben jullie genoeg tijd verspild met het doen van wat de ongelovigen graag doen. Jullie deden wat jullie wilden. Dat waren allerlei walgelijke dingen. Jullie werden dronken, deden op het gebied van seks alles waar jullie maar zin in hadden, hielden wilde feesten, dienden allerlei walgelijke afgoden. De ongelovigen vinden het vreemd dat jullie daar nu niet meer aan meedoen. Daarom zeggen ze nu lelijke dingen van jullie. Op een dag zal God hen daarvoor straffen. Binnenkort zal Hij rechtspreken. Niet alleen over de levenden, maar ook over de doden. Daarom is ook aan de doden het goede nieuws verteld.[b] Toen ze vroeger op aarde leefden, zijn ze veroordeeld voor wat ze deden. Maar door het goede nieuws zal nu hun geest voor God kunnen leven.

Het einde van alle dingen komt al bijna. Wees dus verstandig en houd je hoofd erbij. En blijf vooral bidden. Maar het belangrijkste is dat jullie als broeders en zusters veel van elkaar houden.[c] Want de liefde vergeeft wat jullie verkeerd tegen elkaar doen. Wees gastvrij voor elkaar, zonder te mopperen. 10 Dien elkaar met de gaven die God uit liefde aan ieder van jullie heeft gegeven. Want dat is waarvoor God al die soorten gaven gegeven heeft.[d] 11 Als je iets zegt, zorg er dan voor dat je net zo spreekt als God Zelf zou doen. Als je dient, doe dat dan vanuit de kracht die God geeft. Want dan zal in alles God worden geprezen, dankzij Jezus Christus. Alle macht en eer is voor Jezus Christus, tot in alle eeuwigheid! Amen! Zo is het!

Lijden voor Christus

12 Lieve broeders en zusters, wees er niet verbaasd over als jullie grote moeilijkheden zullen meemaken. Want dat is helemaal niet vreemd. De duivel zal proberen om jullie geloof te vernietigen. 13 Maar jullie mogen er juist blij over zijn dat jullie net als Christus moeten lijden. Want straks zal Hij ook zijn blijdschap met jullie delen als Hij terugkomt in zijn hemelse macht en majesteit.

14 Het is heerlijk als de mensen lelijke dingen van jullie zeggen omdat jullie in Christus geloven. Want dat betekent dat Gods Geest op jullie is. Want zíj beledigen Hem wel, maar júllie eren Hem daarmee juist. 15 Maar zorg ervoor dat niemand van jullie hoeft te lijden omdat hij een moordenaar, een dief, een schurk of een bemoeial is. 16 Maar als je lijdt omdat je christen bent, hoef je je daar niet voor te schamen. Dan mag je God eren met die naam.

17 Want in deze tijd begint God de mensen te reinigen van het kwaad. En het huisgezin van God komt het eerst aan de beurt. Maar als het begint bij ons, wat zal er dan gebeuren met de mensen die niet naar het goede nieuws van God hebben willen luisteren? 18 Als de mensen die leven zoals God het wil al amper worden gered, wat zal er dan gebeuren met de mensen die zich niets van God aantrekken? 19 Als je dus moet lijden omdat je leeft zoals God het wil, blijf dan helemaal op Hem vertrouwen. Hij heeft jou gemaakt en laat jou nooit in de steek. En blijf het goede doen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016