Haar kleren waren van top tot teen vuil. Maar nooit had ze gedacht dat het zo met haar zou aflopen. Er is niets van haar overgebleven. Er is niemand die haar troost. Ze roept uit: "Heer, zie eens hoe vreselijk dit is! Heer, zie hoe de vijand opschept over wat hij met mij heeft gedaan!
Zelfs de zoom van haar kleding is bevuild en zij weigert onder ogen te zien dat de straf zeker niet zal uitblijven. Nu ligt zij in de goot en niemand helpt haar eruit. ‘Och Here,’ roept zij, ‘kijk toch hoe ik lijd. De vijand heeft mij overwonnen.’