Ze zijn vet en volgegeten. Ze zijn door en door slecht. Ze spreken oneerlijk recht. Ze komen niet op voor de arme mensen en de weeskinderen. Toch gaat het goed met hen. De arme mensen kunnen hun niets schelen.
zien er keurig uit en zijn weldoorvoed. Hun slechtheid kent geen grenzen. Zij zijn onrechtvaardig tegenover de wezen en negeren de rechten van de armen.