Zijn zoon was Zabad. Zijn zonen waren: Sutela, Ezer en Elad. De bewoners van Gat, die in het land geboren waren, doodden Ezer en Elad toen die hun vee aan het stelen waren.
De nakomelingen van Efraïm waren Suthelah, zijn zoon Bered, Bereds zoon Tachat, diens zoon Elada, Eladaʼs zoon Tachat, diens zoon Zabad, Zabads zoon Suthelah, en Efraïms zonen Ezer en Elad. Elad en Ezer trachtten in de buurt van Gath vee te roven, maar werden daarbij gedood door de mannen van Gath.