Deuteronomium 25-27
Het Boek
Onenigheid tussen personen
25 ‘Als twee mensen het oneens worden over iets en zij leggen hun zaak aan de rechter voor en vragen hem om een uitspraak, moet de rechter eerlijk vaststellen wie schuldig is en wie niet. 2,3 Als een man schuldig is aan een misdaad en hij wordt tot stokslagen veroordeeld, dan zal de rechter hem bevelen te gaan liggen en in het bijzijn van de rechter zal hij maximaal veertig slagen krijgen, afhankelijk van de ernst van zijn misdaad. Maar er mogen niet meer dan veertig slagen worden gegeven, anders zou de straf onnodig wreed zijn en zou uw broeder voor uw ogen worden vernederd.
4 U mag een os geen muilband omdoen, terwijl hij uw koren dorst.
5 Als twee broers bij elkaar wonen en de een sterft zonder een zoon te hebben gehad, mag zijn weduwe niet buiten de familie trouwen; integendeel, de broer van haar man moet met haar trouwen en ook met haar slapen. 6 De eerste zoon die zij van hem krijgt, zal gelden als zoon van de overleden broer, zodat diens naam in Israël niet verloren gaat. 7 Maar als de broer van de overleden man weigert zijn plicht te doen en niet met de weduwe wil trouwen, zal zij naar de leiders van de stad gaan en zeggen: “De broer van mijn man weigert de naam van zijn broer te laten voortbestaan, hij weigert zijn plicht na te komen en met mij te trouwen.” 8 De leiders van de stad moeten hem bij zich roepen en het met hem bespreken. Als hij dan nog blijft weigeren, 9 zal de weduwe in het bijzijn van de leiders naar hem toe lopen, zijn sandaal van zijn voet trekken en hem in het gezicht spugen. Daarna zal zij zeggen: “Dit gebeurt met een man die weigert het huis van zijn broer op te bouwen.” 10 Vanaf die tijd zal zijn huis “het huis van de man met de blote voet” worden genoemd.
11 Als twee mannen aan het vechten zijn en de vrouw van de ene probeert haar man te helpen door de andere man bij zijn schaamdelen te grijpen, 12 zal haar hand zonder medelijden worden afgehakt.
13-15 Wanneer u zaken doet, moet u altijd betrouwbare maten en gewichten gebruiken, zodat u een lang en goed leven zult hebben in het land dat de Here, uw God, u geeft. 16 Allen die bedrog plegen met valse maten en gewichten, zijn verachtelijk in de ogen van de Here, uw God.
17 Vergeet nooit wat de Amalekieten u aandeden toen u hier aankwam vanuit Egypte. 18 Zij voerden oorlog tegen u en vielen de zwaksten in uw achterhoede aan zonder enig ontzag voor God. 19 Wanneer de Here, uw God, ervoor heeft gezorgd dat u in vrede leeft in het beloofde land en dat al uw vijanden u met rust laten, moet u de Amalekieten zo totaal vernietigen dat het lijkt alsof hun naam nooit op aarde heeft bestaan. Vergeet niet dat te doen!’
Geschenken voor God
26 ‘Wanneer u aankomt in het land, het hebt veroverd en erin woont, 2,3 moet u in het heiligdom de eerste jaarlijkse opbrengsten van uw oogst aan de Here aanbieden. Breng het mee in een mand, geef het aan de dienstdoende priester en zeg: “Dit geschenk is mijn plechtige verklaring dat de Here, mijn God, mij in het land heeft gebracht dat Hij mijn voorouders heeft beloofd.” 4 De priester zal de mand dan uit uw hand nemen en die voor het altaar neerzetten. 5 Dan zult u staande voor de Here, uw God, zeggen: “Mijn voorvader was een zwervende Arameeër, die als vreemdeling naar Egypte trok. Hij was met weinig mensen, maar ze groeiden in Egypte uit tot een sterk en machtig volk. 6,7 De Egyptenaren behandelden ons erg slecht en wij riepen tot de Here God. Hij hoorde ons en zag ons lijden, onze moeilijkheden en de onderdrukking die wij ondergingen. 8 Met machtige wonderen en een sterke hand leidde Hij ons toen uit Egypte. Hij deed grote en geweldige wonderen voor de ogen van de Egyptenaren. 9 Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land gegeven, dat overvloeit van melk en honing. 10 Kijk, Here, ik breng U nu de eerste opbrengsten van de grond die U mij hebt gegeven!” Zet de opbrengst dan neer voor de Here, uw God, en aanbid Hem. 11 Verheug u daarna over al het goede dat Hij u heeft gegeven. Vier feest met uw gezin en met alle Levieten en vreemdelingen die bij u wonen.
12 Het derde jaar is het jaar van de tienden. In dat jaar moet u al uw tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen geven, zodat zij meer dan genoeg kunnen eten. 13 Dan zult u voor de Here, uw God, verklaren: “Ik heb al mijn tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen gegeven, zoals U mij hebt opgedragen. Ik heb geen van uw geboden overtreden of vergeten. 14 Ik heb de tienden niet aangeraakt toen ik onrein was (tijdens de rouwperiode bijvoorbeeld) en ik heb niets ervan aan de doden geofferd. Ik heb de Here, mijn God, gehoorzaamd en alles gedaan wat U mij hebt opgedragen. 15 Kijk neer vanuit uw heilig huis in de hemelen en zegen uw volk Israël en het land dat U ons hebt gegeven, zoals U onze voorouders hebt beloofd, een land dat overvloeit van melk en honing!”
16 U moet met heel uw hart de wetten en regels die de Here, uw God, u vandaag geeft, gehoorzamen. 17 U hebt vandaag verklaard dat Hij uw God is, u hebt beloofd zijn wetten en voorschriften te gehoorzamen en naar zijn stem te luisteren. 18 En de Here heeft vandaag verklaard dat u zijn eigen volk bent, zoals Hij heeft beloofd en dat u al zijn geboden moet gehoorzamen. 19 Als u dat doet, zal Hij u groter maken dan welk ander volk ook: u zult lof oogsten en met roem overladen worden. Dan zult u een heilig volk zijn voor de Here, uw God, zoals Hij dat van u verlangt.’
De berg Ebal
27 Toen gaven Mozes en de leiders van Israël het volk de volgende instructies: 2-4 ‘Wanneer u de Jordaan oversteekt en het land binnentrekt dat de Here, uw God, u geeft, neem dan grote stenen uit de rivierbedding mee naar de overkant. Bestrijk de stenen met kalk en schrijf de wetten van God in de kalk. Zo zult u aankomen in het land dat overvloeit van melk en honing, zoals de Here, uw God, dat uw voorouders heeft beloofd. Na de overtocht moet u die stenen op de berg Ebal als een monument oprichten. Die stenen moet u met kalk bestrijken. 5,6 Bouw daar ook een altaar voor de Here, uw God. Gebruik onbewerkte stenen en offer op dat altaar brandoffers aan de Here, uw God. 7,8 Breng ook vredeoffers op het altaar, eet daarvan en vier daar een blij feest voor de Here, uw God. Schrijf al deze wetten duidelijk leesbaar op het monument.’
9,10 Mozes en de Levitische priesters richtten het woord tot heel Israël: ‘Wees stil, Israël, en luister! Vandaag bent u het volk van de Here, uw God geworden. Daarom moet u vandaag beginnen alle wetten en gedragsregels die ik u heb gegeven, te gehoorzamen.’
11 Mozes gaf het volk de volgende instructie: 12 ‘Als u oversteekt naar het beloofde land, zullen de stammen van Simeon, Levi, Juda, Issachar, Jozef en Benjamin op de berg Gerizim staan om vanaf dat punt een zegen uit te spreken. 13 De stammen van Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali zullen op de berg Ebal staan om vandaar af een vloek uit te spreken. 14 Dan zullen de Levieten die tussen hen in staan met luide stem tegen heel Israël zeggen: 15 “Vervloekt is de man die een beeld maakt en op een geheime plaats aanbidt, of het nu gemaakt is van steen, hout of gegoten metaal, want de Here haat deze zelfgemaakte goden.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 16 “Vervloekt is hij die zijn vader en moeder veracht.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 17 “Vervloekt is hij die de grens tussen zijn land en dat van zijn buurman verlegt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 18 “Vervloekt is hij die misbruik maakt van een blinde man.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 19 “Vervloekt is hij die onrechtvaardig is tegenover de vreemdeling, de wees en de weduwe.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 20 “Vervloekt is hij die overspel pleegt met een van de vrouwen van zijn vader, want zij is het eigendom van zijn vader.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 21 “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met een dier.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 22 “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met zijn zuster, of het nu zijn volle zuster of zijn halfzuster is.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 23 “Vervloekt is hij die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder (die weduwe is).” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 24 “Vervloekt is hij die in het geheim iemand doodt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 25 “Vervloekt is hij die een geschenk aanneemt om een onschuldige te doden.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 26 “Vervloekt is hij die deze wetten niet nauwgezet gehoorzaamt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” ’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.