Salmos 59
Nova Traduҫão na Linguagem de Hoje 2000
Proteção divina contra inimigos
Hino de Davi. Ao regente do coro — com a melodia de “Não Destruas”. Escrito por Davi quando Saul mandou espiões à casa de Davi para o matarem.
59 Ó meu Deus, livra-me
    dos meus inimigos!
Protege-me daqueles que me atacam.
2 Salva-me dos homens maus;
livra-me desses assassinos.
3 Ó Senhor Deus, olha!
Eles estão esperando para me matar.
Homens cruéis estão fazendo planos
    contra mim.
Mas não é por causa
    de qualquer pecado
ou maldade que eu tenha feito,
4 nem por causa de alguma falta,
que eles têm pressa de me atacar.
5 Ó Senhor, Deus Todo-Poderoso,
    levanta-te e vem me ajudar!
Vê, ó Deus de Israel!
Acorda e castiga as nações pagãs;
não tenhas pena
    desses traidores e perversos.
6 Quando anoitece, eles voltam
e rodeiam a cidade,
    rosnando como cachorros.
7 A língua deles fere como espada;
eles gritam insultos e ameaças
e pensam que ninguém está ouvindo.
8 Mas tu zombas deles, ó Senhor;
tu ris de todos os pagãos.
9 Ó Deus, eu confio no teu poder;
tu és a minha fortaleza.
10 Com o seu amor,
    o meu Deus virá ao meu encontro;
ele fará com que eu veja
    a derrota dos meus inimigos.
11 Ó Deus, não acabes de uma vez
    com os meus inimigos
para que o meu povo não esqueça
    da maldade deles!
Ó Senhor, nosso escudo, espalha-os
    com o teu poder e derrota-os!
12 Todas as vezes que falam,
    os meus inimigos pecam;
que eles sejam apanhados
    no seu próprio orgulho!
Eles amaldiçoam e mentem;
13 por isso, peço que os destruas
    quando estiveres irado,
e que sejam destruídos completamente.
Aí todos saberão
    que Deus governa em Israel
e que o seu Reino
    se estende pelo mundo inteiro.
14 De noite, os meus inimigos voltam
e rodeiam a cidade,
    rosnando como cachorros.
15 Eles andam pela cidade
    como cachorros,
procurando o que comer,
e uivam se não encontram
    comida que chegue.
16 Porém eu cantarei
    a respeito do teu poder;
de manhã louvarei bem alto o teu amor,
pois tu tens sido uma fortaleza
    para mim,
um refúgio nos meus dias de aflição.
17 Eu te louvarei, ó Deus,
    meu defensor!
Tu és a minha fortaleza,
tu és o Deus que me ama.
Psalmen 59
Het Boek
59 Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Vernietig niet.’ Hij schreef dit lied nadat Saul zijn huis had omsingeld met de bedoeling hem te doden.
2 O mijn God, bevrijd mij toch van mijn vijanden.
Bescherm mij tegen hen die mij naar het leven staan.
3 Red mij uit de handen van deze zondaars
en bewaar mij voor deze mannen die mijn bloed willen zien.
4 Kijk maar, zij staan mij naar het leven,
zij sturen de sterksten eropuit om mij te vermoorden.
Ik heb toch niet tegen U gezondigd, Here?
5 Zonder dat er aanleiding toe is,
komen zij op mij af.
Word toch wakker, kijk dan en kom mij te hulp.
6 Here, U bent de God van de hemelse legers,
de God van mijn volk Israël.
Kom en straf alle ongelovigen.
Schenk uw genade niet aan verraderlijke zondaars.
7 Elke avond komen zij terug
en lopen als huilende honden door de stad.
8 Zij bespotten U en mij,
hun woorden zijn een aanval op wat heilig is.
Zij denken dat niemand dat hoort.
9 U, Here, lacht hen uit!
U bespot al die ongelovigen.
10 U bent al mijn kracht!
Ik let alleen op U,
want God is als een burcht voor mij,
bij Hem kan ik schuilen.
11 Mijn God van liefde en trouw zal mij tegemoetkomen.
God, laat mij met blijdschap neerzien
op al die mensen die het mij moeilijk maakten.
12 Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten.
Maar laat hen door uw ingrijpen doelloos ronddwalen.
Laat hen maar vallen, o Here,
achter U kunnen wij wegschuilen.
13 Alles wat zij zeggen, is zonde.
Zij denken dat zij onaantastbaar zijn.
Neem hen gevangen om die hoogmoed,
maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.
14 Vernietig hen in uw toorn,
dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zien
en zij er niet meer zijn.
Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israël
en ook in de rest van de wereld.
15 Elke avond komen zij terug
en lopen als huilende honden door de stad.
16 Zij zwerven rond om eten te vinden
en als zij niet genoeg vinden,
worden zij agressief.
17 Maar ik wil uw kracht bezingen.
Reeds ʼs morgens vroeg jubel ik het uit
over uw goedheid en trouw.
Want U bent voor mij als een burcht,
een wijkplaats voor als het mij te moeilijk wordt.
18 Mijn God, U bent mijn sterkte,
voor U wil ik lofliederen zingen.
God is voor mij een veilige burcht,
Hij betoont mij zijn goedheid en trouw.
Copyright 2000 Sociedade Bíblica do Brasil. Todos os direitos reservados / All rights reserved.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
 
      Used by permission. All rights reserved worldwide.