Psalmen 6
Het Boek
6 Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met snarenspel en te zingen op de wijs van ‘De Achtste.’
2 O Here, nee, straf mij niet
in het vuur van uw toorn!
3 Heb medelijden met mij, Here,
want ik ben maar een zwak mens.
Genees mij,
want mijn lichaam is ziek
4 en mijn geest verward.
Laat mij toch snel weer tot mijzelf komen!
5 Kom, Here, red mijn ziel,
red mij door uw goedheid.
6 Want doden kunnen u geen eer bewijzen
en in het dodenrijk kan niemand U loven.
7 Het verdriet put mij uit,
elke nacht wordt mijn kussen nat van de vele tranen.
8 Mijn ogen staan dof
en mijn blik is duister
omwille van mijn vijanden.
9 Verdwijn uit mijn ogen, zondaars,
want de Here heeft mijn tranen gezien
10 en mijn smeken gehoord.
Hij zal mijn gebeden beantwoorden.
11 Al mijn vijanden zullen voor schut staan,
onverwachts in verwarring raken
en beschaamd de aftocht blazen.
Psalmen 36
Het Boek
36 Van David, de dienaar van de Here, voor de koordirigent.
2 De zonde beïnvloedt de goddelozen,
ze hebben geen enkel ontzag voor God.
3 De goddeloze denkt heel wat van zichzelf,
totdat het zover is dat zijn zonden aan het licht komen.
Dan wordt hij een gehaat man.
4 Alles wat hij zegt, is slecht en bedrieglijk.
Verstandig en goed handelen is er niet bij.
5 Zelfs in bed bedenkt hij nog allerlei kwaad,
hij bevindt zich op de verkeerde weg
en stelt zich open voor alles wat slecht is.
6 Here, uw goedheid en liefde zijn zo groot,
uw trouw is oneindig, niet te meten.
7 Uw rechtsgevoel is als de bergen
die U Zelf hebt gemaakt.
Uw oordeel is als een grote overstroming.
U bevrijdt mensen zowel als dieren, Here.
8 Wat is het geweldig
om uw goedheid en liefde te mogen ervaren, Here!
Daarom komen talloze mensen bij U schuilen.
9 Zij genieten van al het goede dat U hun biedt
en U overspoelt hen met uw zegeningen.
10 Want U bent de bron van al het leven:
als wij in uw licht staan, zien wij de dingen duidelijk.
11 Laten uw volgelingen
voortdurend uw goedheid en liefde mogen ervaren
en laten de eerlijke mensen
mogen delen in uw rechtsgevoel.
12 Zorg toch dat
de hoogmoedige geen vat op mij krijgt
en de goddeloze mij niet opjaagt.
13 De mensen die slechte dingen doen, zijn gevallen,
zij zijn neergeslagen en kunnen nooit meer opstaan!
Psalmen 66
Het Boek
66 Een psalm, een lied voor de koordirigent.
Laat de hele aarde God lof toezingen.
2 Zing psalmen over de grote heerlijkheid van zijn naam.
Breng Hem de eer en de lof toe.
3 Zeg maar tegen God: alles wat U doet,
is beroemd door uw macht en grootheid.
Daarom doen zelfs uw vijanden of zij U eren.
4 Laat de hele aarde U aanbidden.
Laat zij psalmen zingen
ter ere van U en uw heilige naam.
5 Kom maar en kijk naar wat God allemaal doet,
groot is zijn reputatie om wat Hij voor de mensen doet.
6 Hij maakte land droog door de zee te laten opdrogen,
het volk ging te voet dwars door de rivier.
7 Daar aanbaden wij Hem
die in eeuwigheid regeert door zijn grote kracht.
Laat niemand tegen Hem in opstand komen.
8 Volken, prijs onze God,
zing luid uw lofliederen tot zijn eer.
9 Hij gaf ons het leven weer
en verhinderde dat wij vielen.
10 U hebt ons beproefd, o God,
ons gezuiverd zoals men zilver zuivert.
11 U hebt ons in een net laten vangen
en ons een zware last te dragen gegeven.
12 Er reden mensen over onze hoofden
en wij gingen door water en vuur,
maar U hebt ons naar een land met overvloed gebracht.
13 Ik zal mijn brandoffers in de tempel brengen,
ik kom mijn geloften na
14 die ik U gedaan heb.
Ik deed U die geloften
toen ik in grote moeilijkheden verkeerde.
15 Ik breng U brandoffers van jonge, vetgemeste kalveren,
de geur van rammen stijgt naar U omhoog.
Ik offer U runderen en geiten tegelijk.
16 Kom en luister!
Ik wil ieder die ontzag voor God heeft,
vertellen wat Hij allemaal voor mij heeft gedaan.
17 Nog maar net had ik Hem aangeroepen,
of Hij gaf mij al een loflied in de mond.
18 Als mijn motieven onzuiver waren geweest,
zou de Here echt niet hebben geluisterd.
19 Maar God heeft wel degelijk geluisterd:
Hij heeft mijn luide smeekbeden verhoord.
20 Ik prijs God omdat Hij mijn gebed aannam.
Hij wees mij niet af
en heeft mij ook zijn liefdevolle goedheid niet onthouden.
Psalmen 96
Het Boek
96 Zing een nieuw lied voor de Here,
laat de hele aarde maar meezingen.
2 Zing een loflied voor de Here
tot eer van zijn naam,
vertel ieder over zijn uitredding, dag in, dag uit.
3 Vertel alle volken hoe groot Hij is
en welke machtige wonderen Hij doet.
4 De Here is immers groot en machtig?
Hij is het waard van harte te worden geprezen,
roemrucht is zijn naam.
5 De goden van alle andere volken zijn maar afgoden,
de Here heeft de hemel gemaakt.
6 Zijn grootheid en macht gaan voor Hem uit
en zijn kracht en eer omringen Hem.
7 Laten alle mensen, van elk volk en elke generatie,
de Here eer geven.
Laten zij allemaal zijn macht en kracht prijzen.
8 Prijs de grootheid van de naam van de Here.
Kom naar zijn huis en breng Hem uw offers.
9 Doe uw mooiste kleren aan en buig u voor de Here neer.
Laat de hele aarde beven als Hij komt.
10 Zeg tegen de volken: de Here is de grote Koning.
De wereld is stevig gefundeerd.
God zal een rechtvaardig oordeel over de volken uitspreken.
11 Er is blijdschap in de hemel en de aarde jubelt het uit.
De zee bruist van vreugde, samen met alles wat er in is.
12 Ook de velden en alles wat daarop leeft, verheugen zich.
De bomen in de bossen jubelen.
13 Dat is voor de Here, want Hij komt
om zijn oordeel over de aarde uit te spreken.
Hij zal in oprechtheid over de wereld rechtspreken
en zijn trouw aan alle volken bekendmaken.
Psalmen 126
Het Boek
126 Een bedevaartslied.
Als de Here de ballingen laat terugkomen in Jeruzalem,
zal het net zijn of wij dromen.
2 Dan breken wij uit in gejuich
en iedereen lacht van blijdschap.
Dan zullen zelfs de ongelovige volken rondom ons zeggen
dat de Here wonderen bij ons doet.
3 De Here heeft inderdaad grote wonderen onder ons gedaan.
Wat waren wij blij!
4 Here, wilt U een ommekeer geven in onze situatie?
5 Wie met verdriet in het hart huilend hun akkers inzaaien,
ervaren tegen de oogsttijd vaak grote vreugde.
6 Ook al huilt iemand terwijl hij op pad is om te zaaien,
zeker is dat hij blij lachend de rijke schoven zal wegdragen.
Spreuken 6
Het Boek
6 1,2 Mijn zoon, het kan gebeuren dat je je voor iemand borg stelt, dat je garant staat voor zijn schuld en dan aan je woord wordt gehouden.
3 Doe dan het volgende, mijn zoon: breng de zaak snel in het reine, want je naaste heeft een vordering op jou. Bezoek de schuldeiser en zeg hem dat je zult betalen en dwing de schuldenaar, voor wie je borg staat, alsnog het geld bijeen te brengen.
4 Slaap daar niet eerst een nachtje over, maar regel zulke zaken snel.
5 Want op dat moment ben je de prooi van de eiser, zoals hert en vogel prooi zijn van de jager. Dus breng jezelf in veiligheid.
6 Neem een voorbeeld aan de mieren, luiaard! Kijk eens naar hun nijvere arbeid en word wijs.
7 Want ook al hebben mieren dan geen leider,
8 toch leggen zij ʼs zomers voedselvoorraden aan en verzamelen zij hun eten in de oogsttijd.
9 Hoelang blijf je nog op je rug liggen, luiaard? Wanneer word je eindelijk eens wakker?
10 Nog even slapen, nog even soezen, nog even lekker liggen,
11 maar dan komt de armoede over je en maar al te snel zul je gebrek lijden.
12 Een nietsnut en dwarsligger kun je gemakkelijk herkennen, je hoeft hem alleen maar aan te horen.
13 Let maar op hoe hij kijkt, hoe hij met zijn voeten stampt en met zijn vinger wijst.
14 Waar zijn hart vol van is, loopt zijn mond van over. Hij heeft voortdurend kwaad in de zin en zorgt altijd voor onenigheid.
15 Daarom zal hij snel aan zijn einde komen; wat hem treft, is ongeneeslijk.
16 Er zijn veel dingen die de Here haat en zeker zeven waarvan Hij een afkeer heeft:
17 hoogmoed, liegen, moorden,
18 slechte plannen smeden, met plezier kwaad doen,
19 vals getuigen en verdeeldheid zaaien onder broeders.
20 Mijn zoon, houd je vast aan de geboden die je vader je gaf, aan de wet waarnaar je moeder leefde.
21 Berg ze diep in je hart en leef ernaar, zodat ze je zullen sieren.
22 Zij zijn een gids op je levensweg, een beschermer wanneer je slaapt en een raadgever wanneer je wakker wordt.
23 Want het gebod is een lamp en de wet een licht, en om de weg naar het leven te vinden, zijn wijze waarschuwingen nodig.
24 Zij beschermen je tegen de slechte vrouw en de gladde tong van een vreemdelinge.
25 Laat haar schoonheid niet doordringen tot je hart en pas op dat ze je niet vangt met haar verleidelijke ogen.
26 Want de omgang met een hoer heeft tot gevolg dat je droog brood eet en bij zoʼn overspelige vrouw is zelfs je ziel in het geding.
27 Zou iemand die met vuur speelt, zich niet branden?
28 Iemand die op kolen loopt, geen blaren op zijn voeten krijgen?
29 Dat geldt ook voor degene die zijn handen niet van andermans vrouw kan afhouden: die zal zijn straf zeker niet ontlopen.
30 Dan komt iemand die steelt omdat hij honger heeft, er beter vanaf.
31 Is hij eenmaal opgespoord, dan moet hij misschien zelfs met alles wat hij bezit, dubbel en dwars terugbetalen.
32 Maar iemand die overspel pleegt, heeft zijn verstand verloren, want daaraan gaat ook de ziel kapot.
33 Schade en schande zijn zijn deel, zijn wandaad wordt niet meer vergeten.
34 Jaloezie is een vuurgloed in een man en overspel wordt niet vergeven, wel gewroken.
35 Van verzoening wil hij niet weten, wat je hem ook aanbiedt.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.