Add parallel Print Page Options

Unclean Persons

The Lord spoke to Moses, saying, “Command the Israelites to put out of the camp everyone who has a defiling skin disease or a discharge and everyone who is unclean through contact with a corpse;(A) you shall put out both male and female, putting them outside the camp; they must not defile their camp, where I dwell among them.”(B) The Israelites did so, putting them outside the camp; as the Lord had spoken to Moses, so the Israelites did.

Confession and Restitution

The Lord spoke to Moses, saying, “Speak to the Israelites: When a man or a woman wrongs another, breaking faith with the Lord, that person incurs guilt(C) and shall confess the sin that has been committed. The person shall make full restitution for the wrong, adding one-fifth to it and giving it to the one who was wronged.(D) If the injured party has no next of kin to whom restitution may be made for the wrong, the restitution for wrong shall go to the Lord for the priest, in addition to the ram of atonement with which atonement is made for the guilty party.(E) Among all the sacred donations of the Israelites, every gift that they bring to the priest shall be his.(F) 10 The sacred donations of all are their own; whatever anyone gives to the priest shall be his.”(G)

Concerning an Unfaithful Wife

11 The Lord spoke to Moses, saying, 12 “Speak to the Israelites and say to them: If any man’s wife goes astray and is unfaithful to him,(H) 13 if a man has had intercourse with her but it is hidden from her husband, so that she is undetected though she has defiled herself, and there is no witness against her since she was not caught in the act;(I) 14 if a spirit of jealousy comes on him and he is jealous of his wife who has defiled herself, or if a spirit of jealousy comes on him and he is jealous of his wife, though she has not defiled herself, 15 then the man shall bring his wife to the priest. And he shall bring the offering required for her, one-tenth of an ephah of barley flour. He shall pour no oil on it and put no frankincense on it, for it is a grain offering of jealousy, a grain offering of remembrance, bringing iniquity to remembrance.(J)

16 “Then the priest shall bring her near and set her before the Lord; 17 the priest shall take holy water in an earthen vessel and take some of the dust that is on the floor of the tabernacle and put it into the water. 18 The priest shall set the woman before the Lord, dishevel the woman’s hair, and place in her hands the grain offering of remembrance, which is the grain offering of jealousy. In his own hand the priest shall have the water of bitterness that brings the curse.(K) 19 Then the priest shall make her take an oath, saying, ‘If no man has lain with you, if you have not turned aside to uncleanness while under your husband’s authority, be immune to this water of bitterness that brings the curse. 20 But if you have gone astray while under your husband’s authority, if you have defiled yourself and some man other than your husband has had intercourse with you,’ 21 —let the priest make the woman take the oath of the curse and say to the woman—‘the Lord make you an execration and an oath among your people, when the Lord makes your uterus drop, your womb discharge;[a](L) 22 now may this water that brings the curse enter your bowels and make your womb discharge, your uterus drop!’[b] And the woman shall say, ‘Amen. Amen.’(M)

23 “Then the priest shall put these curses in writing and wash them off into the water of bitterness. 24 He shall make the woman drink the water of bitterness that brings the curse, and the water that brings the curse shall enter her and cause bitter pain. 25 The priest shall take the grain offering of jealousy out of the woman’s hand and shall elevate the grain offering before the Lord and bring it to the altar,(N) 26 and the priest shall take a handful of the grain offering as its memorial portion and turn it into smoke on the altar and afterward shall make the woman drink the water. 27 When he has made her drink the water, then, if she has defiled herself and has been unfaithful to her husband, the water that brings the curse shall enter into her and cause bitter pain, and her womb shall discharge, her uterus drop,[c] and the woman shall become an execration among her people.(O) 28 But if the woman has not defiled herself and is clean, then she shall be immune and be able to conceive children.

29 “This is the law in cases of jealousy, when a wife, while under her husband’s authority, goes astray and defiles herself,(P) 30 or when a spirit of jealousy comes on a man and he is jealous of his wife, then he shall set the woman before the Lord, and the priest shall apply this entire law to her. 31 The man shall be free from iniquity, but the woman shall bear her iniquity.”

Footnotes

  1. 5.21 Heb makes your thigh fall and your belly distend
  2. 5.22 Heb make the belly distend and the thigh fall
  3. 5.27 Heb make her belly distend and her thigh fall

Mensen die niet rein zijn, moeten het tentenkamp uit

De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten dat ze alle mensen met een besmettelijke huidziekte[a] uit het tentenkamp moeten wegsturen. Ook alle mensen die bloed verliezen en alle mensen die onrein zijn doordat ze een dode hebben aangeraakt. Al die mannen en vrouwen moeten jullie het tentenkamp uit sturen, zodat het tentenkamp niet onrein wordt door hen. Want Ik woon bij jullie." Toen stuurden de Israëlieten hen het tentenkamp uit, zoals de Heer tegen Mozes gezegd had.

Wet voor mensen die iemand iets schuldig zijn

Toen zei de Heer tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand iets doet wat Ik niet wil, is hij schuldig. Hij moet hardop zeggen wat hij voor verkeerds gedaan heeft.

Als hij door wat hij gedaan heeft iets aan een ander schuldig is, moet hij hem betalen wat hij hem schuldig is. En hij moet hem bovendien een boete betalen van een vijfde deel van de waarde van wat hij schuldig was. Maar als die ander niet meer leeft en ook geen familie heeft aan wie hij het kan betalen, moet hij het aan Mij betalen. De priester mag het hebben. De priester krijgt dus niet alleen het mannetjes-schaap dat de man moet offeren om vergeving te krijgen, maar ook dat wat de man moest betalen.

Van alle offers die de Israëlieten aan Mij geven, is een deel voor de priester. 10 Maar de rest is voor de man die het offer bracht. Alleen wat hij aan de priester geeft, is voor de priester."

Wet voor mannen die hun vrouw niet meer vertrouwen

11 De Heer zei tegen Mozes: 12 "Zeg tegen de Israëlieten: 13+14 Stel dat een man denkt dat zijn vrouw met een andere man naar bed is geweest. Het kan zijn dat ze dat inderdaad heeft gedaan, maar dat niemand het heeft gezien. Het kan ook zijn dat hij zich vergist en alleen dénkt dat ze dat heeft gedaan. Als hij zijn vrouw dus niet meer vertrouwt, moet hij met haar naar de priester gaan. 15 Hij moet een offer voor haar meebrengen van 1/10 efa (2,2 liter) meel. Hij mag er geen olijf-olie overheen gieten en er geen wierook bij doen. Want het is een meel-offer van wantrouwen. Het offer brengt in herinnering wat ze gedaan heeft. 16 De priester moet haar bij Mij, bij mijn altaar brengen. 17 Hij moet heilig water in een kruik doen. Daarna moet hij aarde nemen van de grond in de tent en die in het water doen. 18 Hij moet het haar van de vrouw losmaken en het meel-offer van wantrouwen op haar open handen leggen. Het bittere water dat vervloeking brengt, houdt hij in zijn hand. 19 Dan moet hij haar laten zweren dat ze onschuldig is. En hij zal tegen haar zeggen: 'Als je niet met een andere man naar bed bent geweest, zal dit bittere water je geen kwaad doen. 20 Maar als je wél met een andere man naar bed bent geweest en je dus ontrouw aan je eigen man bent geweest, 21 zal de Heer je vervloeken. Je zal geen kinderen meer kunnen krijgen en je buik zal opzwellen. 22 Want dit water dat de vervloeking over je brengt, zal dan je buik laten opzwellen en je zal geen kinderen meer kunnen krijgen.' Dan moet de vrouw zeggen: 'Amen. Zo zal het zijn.'

23 Daarna moet de priester deze vervloeking op een briefje opschrijven en de tekst met het bittere water afwassen. 24 Dan moet hij de vrouw het bittere water dat de vervloeking brengt, laten opdrinken. Als ze heeft gelogen, zal het bittere water dat de vervloeking brengt, bitter in haar worden en haar ziek maken. 25 Daarna moet de priester het meel-offer van wantrouwen uit de handen van de vrouw nemen, het naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Daarna moet hij het naar mijn altaar brengen. 26 Dan moet hij een handvol van het offer nemen en op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele meel-offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Daarna moet hij de vrouw het water laten opdrinken. 27 Als ze ontrouw is geweest aan haar man, zal door het bittere water haar buik opzwellen. Ze zal geen kinderen meer kunnen krijgen. Ze zal vervloekt zijn. 28 Maar als ze niet ontrouw aan haar man is geweest, zal de straf niet over haar komen. Ze zal gewoon kinderen kunnen krijgen.

29 Dit is de wet voor mannen die hun vrouw niet meer vertrouwen. 30 Dit moeten ze doen als ze denken dat hun vrouw ontrouw is geweest en met een andere man naar bed is geweest. Hij moet zijn vrouw bij Mij brengen en de priester moet al deze dingen doen. 31 Haar man is onschuldig, maar de vrouw zal worden gestraft als ze schuldig is."

Footnotes

  1. Numeri 5:2 In die tijd heette dat melaatsheid. Tegenwoordig heet het lepra.