Add parallel Print Page Options

Geschenken voor de tabernakel

Op de dag dat Mozes de opbouw van de tabernakel en de inrichting daarvan voltooide, zalfde hij elk deel van de tabernakel, inclusief het altaar met zijn toebehoren en heiligde het geheel. Toen brachten de leiders van Israël—de stamhoofden die ook de telling hadden geleid—hun offers. Zij brachten zes overdekte wagens en twaalf runderen, één wagen voor twee leiders en één rund per leider. Voor de tabernakel boden zij de Here hun offers aan. 4,5 ‘Aanvaard hun geschenken,’ zei de Here tegen Mozes, ‘en gebruik deze wagens voor de dienst in de tabernakel. Geef ze aan de Levieten, zodat die ze bij hun werk kunnen gebruiken.’ Zo aanvaardde Mozes de wagens en de runderen en gaf ze aan de Levieten. Twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten. De overige vier wagens en acht runderen gingen naar de Merarieten, die onder leiding stonden van Itamar, de zoon van Aäron. De Kehatieten kregen geen wagens of runderen, want zij droegen hun gedeelte van de tabernakel op hun schouders. 10 De leiders brachten ook wijdingsoffers op de dag dat het altaar werd ingewijd en plaatsten die voor het altaar.

11 De Here zei tegen Mozes: ‘Laat ieder van hen zijn geschenk voor de wijding van het altaar op een andere dag brengen.’

12 Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam Juda, bracht zijn geschenk op de eerste dag. 13 Het bestond uit een zilveren schotel, die ongeveer anderhalve kilo woog en een zilveren schaal met een gewicht van bijna achthonderd gram, beide gevuld met fijn meel vermengd met olie. 14 Hij bracht ook een gouden schaal, gevuld met reukwerk, die honderdtien gram woog. 15 Als brandoffer bracht hij een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap, 16 als zondoffer een bok 17 en als vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen.

18-23 De volgende dag bracht Netanel, de zoon van Suar, het stamhoofd van Issachar, zijn geschenken en offers. Deze waren precies gelijk aan wat Nachson de dag tevoren had gebracht.

24-29 De derde dag kwam Eliab, de zoon van Chelon, stamhoofd van Zebulon, met zijn offers. Ook deze waren gelijk aan wat de twee voorgaande leiders hadden gebracht.

30-35 De vierde dag bracht Elisur, de zoon van Sedeür, stamhoofd van Ruben, zijn geschenken en offers. Ook hij schonk de Here hetzelfde als zijn voorgangers.

36-41 De vijfde dag was Selumiël, de zoon van Surisaddai, stamhoofd van Simeon, aan de beurt. Ook zijn offers verschilden niet van die van de vorige leiders.

42-47 De zesde dag bracht Eljasaf, de zoon van Deüel, stamhoofd van Gad, zijn offers. De offers verschilden niet van die van de vorige dagen.

48-53 De volgende dag—de zevende—was de beurt aan Elisama, de zoon van Ammihud, leider van de stam Efraïm. Hij bracht dezelfde offers als de vorige dagen waren gebracht.

54-59 Gamliël, de zoon van Pedasur, leider van de stam Manasse, bracht op de achtste dag zijn offers voor de Here. Ook deze waren gelijk aan die van zijn voorgangers.

60-65 De negende dag bracht Abidan, de zoon van Gidoni, leider van de stam Benjamin, zijn offers. Het waren dezelfde offers als op de voorgaande dagen waren gebracht.

66-71 De tiende dag bracht Achiëzer, de zoon van Ammisaddai, zijn offers. Hij was de leider van de stam Dan en zijn geschenken waren gelijk aan die van de vorige leiders.

72-77 Pagiël, de zoon van Ochran, leider van de stam Aser, bracht zijn offers op de elfde dag. Ook zijn offers waren gelijk aan die van de vorige dagen.

78-83 De twaalfde dag bracht Achira, de zoon van Enan, leider van de stam Naftali, zijn offers en geschenken. Het waren dezelfde offers en geschenken als de elf voorgaande dagen waren gebracht. 84-86 Zo werd het altaar door de geschenken en offers van de stamleiders ingewijd op de dag dat het was gezalfd. Het volledige wijdingsoffer bestond na twaalf dagen uit twaalf zilveren schotels, elk van ongeveer anderhalve kilo, twaalf zilveren schalen, elk met een gewicht van bijna achthonderd gram, zodat het totaalgewicht aan zilver ongeveer zesentwintig kilo bedroeg; twaalf gouden schalen van elk honderdtien gram, zodat het totaalgewicht aan goud bijna anderhalve kilo bedroeg. 87 Voor de brandoffers brachten zij: twaalf jonge stieren, twaalf rammen en twaalf eenjarige ooien met het bijbehorende spijsoffer. Voor de zondoffers brachten zij twaalf bokken. 88 Voor de vredeoffers brachten zij vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken en zestig eenjarige schapen.

89 Toen Mozes de tabernakel binnenging om met God te spreken, hoorde hij een stem die tegen hem sprak van boven het verzoendeksel dat op de ark lag, tussen de beide engelen op het deksel. God sprak tot hem.

会幕建立族长献礼

摩西立完了帐幕,就把帐幕用膏抹了,使它成圣;又把其中的器具和坛,并坛上的器具,都抹了,使它成圣。 当天,以色列的众首领,就是各族的族长,都来奉献。他们是各支派的首领,管理那些被数的人。 他们把自己的供物送到耶和华面前,就是六辆篷子车和十二只公牛。每两个首领奉献一辆车,每首领奉献一只牛。他们把这些都奉到帐幕前。 耶和华晓谕摩西说: “你要收下这些,好做会幕的使用,都要照利未人所办的事交给他们。” 于是摩西收了车和牛,交给利未人, 把两辆车、四只牛,照革顺子孙所办的事交给他们, 又把四辆车、八只牛,照米拉利子孙所办的事交给他们。他们都在祭司亚伦的儿子以他玛手下。 但车与牛都没有交给哥辖子孙,因为他们办的是圣所的事,在肩头上抬圣物。 10 用膏抹坛的日子,首领都来行奉献坛的礼,众首领就在坛前献供物。 11 耶和华对摩西说:“众首领为行奉献坛的礼,要每天一个首领来献供物。”

12 头一日献供物的是犹大支派的亚米拿达的儿子拿顺 13 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 14 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 15 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 16 一只公山羊做赎罪祭; 17 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是亚米拿达儿子拿顺的供物。

18 第二日来献的是以萨迦子孙的首领,苏押的儿子拿坦业 19 他献为供物的是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 20 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 21 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 22 一只公山羊做赎罪祭; 23 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是苏押儿子拿坦业的供物。

24 第三日来献的是西布伦子孙的首领,希伦的儿子以利押 25 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 26 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 27 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 28 一只公山羊做赎罪祭; 29 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是希伦儿子以利押的供物。

30 第四日来献的是鲁本子孙的首领,示丢珥的儿子以利蓿 31 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 32 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 33 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 34 一只公山羊做赎罪祭; 35 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是示丢珥的儿子以利蓿的供物。

36 第五日来献的是西缅子孙的首领,苏利沙代的儿子示路蔑 37 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 38 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 39 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 40 一只公山羊做赎罪祭; 41 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是苏利沙代儿子示路蔑的供物。

42 第六日来献的是迦得子孙的首领,丢珥的儿子以利雅萨 43 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 44 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 45 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 46 一只公山羊做赎罪祭; 47 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是丢珥的儿子以利雅萨的供物。

48 第七日来献的是以法莲子孙的首领,亚米忽的儿子以利沙玛 49 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 50 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 51 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 52 一只公山羊做赎罪祭; 53 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是亚米忽儿子以利沙玛的供物。

54 第八日来献的是玛拿西子孙的首领,比大蓿的儿子迦玛列 55 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 56 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 57 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 58 一只公山羊做赎罪祭; 59 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是比大蓿儿子迦玛列的供物。

60 第九日来献的是便雅悯子孙的首领,基多尼的儿子亚比但 61 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 62 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 63 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 64 一只公山羊做赎罪祭; 65 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是基多尼儿子亚比但的供物。

66 第十日来献的是子孙的首领,亚米沙代的儿子亚希以谢 67 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 68 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 69 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 70 一只公山羊做赎罪祭; 71 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是亚米沙代儿子亚希以谢的供物。

72 第十一日来献的是亚设子孙的首领,俄兰的儿子帕结 73 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 74 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 75 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 76 一只公山羊做赎罪祭; 77 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是俄兰儿子帕结的供物。

78 第十二日来献的是拿弗他利子孙的首领,以南儿子亚希拉 79 他的供物是:一个银盘子,重一百三十舍客勒,一个银碗,重七十舍客勒,都是按圣所的平,也都盛满了调油的细面做素祭。 80 一个金盂,重十舍客勒,盛满了香。 81 一只公牛犊,一只公绵羊,一只一岁的公羊羔做燔祭; 82 一只公山羊做赎罪祭; 83 两只公牛,五只公绵羊,五只公山羊,五只一岁的公羊羔做平安祭。这是以南儿子亚希拉的供物。

84 用膏抹坛的日子,以色列的众首领为行献坛之礼所献的是:银盘子十二个,银碗十二个,金盂十二个。 85 每盘子重一百三十舍客勒,每碗重七十舍客勒。一切器皿的银子,按圣所的平,共有二千四百舍客勒。 86 十二个金盂盛满了香,按圣所的平,每盂重十舍客勒,所有的金子共一百二十舍客勒。 87 做燔祭的,共有公牛十二只,公羊十二只,一岁的公羊羔十二只;并同献的素祭;做赎罪祭的公山羊十二只; 88 做平安祭的,共有公牛二十四只,公绵羊六十只,公山羊六十只,一岁的公羊羔六十只。这就是用膏抹坛之后,为行奉献坛之礼所献的。

89 摩西进会幕要与耶和华说话的时候,听见法柜的施恩座以上,二基路伯中间有与他说话的声音,就是耶和华与他说话。