Add parallel Print Page Options

Gods woorden over de leiders van het land

Het zal slecht aflopen met de mensen die aldoor slechte dingen bedenken. Die 's nachts in bed misdadige plannen smeden en in de vroege ochtend gaan doen wat ze 's nachts hebben bedacht. Ze kunnen doen wat ze willen. Als ze een akker willen hebben, dan roven ze die. Als ze huizen willen hebben, dan nemen ze die. Zo bedriegen ze de mensen en nemen hun huizen en grond in bezit. Daarom, zegt de Heer, zal Ik hen straffen. Ze zullen op geen enkele manier aan hun straf kunnen ontkomen. Ze zullen gebukt lopen van ellende, want het zal een zware tijd zijn. In die tijd zal er over hen een treurlied gezongen worden:

'Het is afgelopen met ons. We zijn vernietigd.
De Heer geeft het land van zijn volk aan vreemden.
Hij neemt het ons af!
Hij deelt onze akkers uit aan vreemden.'

Niemand zal nog door loting een nieuw stuk land krijgen in de vergadering van de Heer.

Gods woorden over de leugen-profeten

Houd toch op met profeteren! Profeteer maar niet. Jullie zullen alleen maar voor schut komen te staan. Jullie die het volk van Israël heten, luister! Zou de Geest van de Heer boos zijn? Kijk wat Hij doet, dan weet je het! De Heer is toch altijd goed voor mensen die leven zoals Hij het wil?

Maar sinds enige tijd gedraagt mijn volk zich als een vijand tegen Mij. Want jullie beroven onschuldige voorbijgangers, als mannen die terugkomen van de strijd! Jullie jagen vrouwen hun huis uit, het huis waar ze zo gelukkig waren. Jullie nemen hun kinderen mijn zegen af. 10 Sta nu op en vertrek hier. Jullie zullen hier niet rustig blijven wonen. Want het land is bedorven door wat jullie hebben gedaan. Het is totaal bedorven door de verschrikkelijke dingen die jullie doen.

11 Als er iemand komt die leugens voor jullie profeteert, over wijn en sterke drank, dán mag hij jullie profeet zijn!

God belooft dat Hij ook weer goed voor zijn volk zal zijn

12 De Heer zegt: "Het is zeker dat Ik jou, volk van Israël, weer bij elkaar zal brengen. Alle mensen die zijn overgebleven, zal Ik verzamelen als schapen in een stal, als een kudde vee in een weiland. Het land zal vol mensen zijn. 13 De Heer baant voor hen de weg en gaat voorop. Ze zullen doorbreken en door de poort trekken. Hun Koning zal hen aanvoeren, de Heer zal voorop gaan."

God waarschuwt met de beste bedoelingen

Wee hun die onrecht beramen en op hun bed allerlei boze plannen uitdenken. Vroeg in de morgen staan zij op om ze uit te voeren. Niemand zal dat verhinderen, omdat het in hun macht ligt het te doen. Hebben zij hun zinnen gezet op een bepaalde akker, dan zorgen zij ervoor die te krijgen. Zien zij een huis dat zij willen hebben, al is het iemands enige bezit, dan leggen zij er beslag op met dreigementen en geweld. ‘Daarom,’ zegt de Here, ‘ga Ik voor u een straf bedenken. Het zal een vreselijke straf zijn, waaraan niemand zich kan onttrekken. U zult dan niet meer trots met uw neus in de wind lopen, want het zal een verschrikkelijke tijd zijn.

Op die dag zal men een spotlied op u aanheffen. En u zult huilend en jammerend dit klaaglied zingen: “Het is met ons gedaan, we zijn totaal vernietigd! God heeft ons land van ons afgenomen en in vreemde handen laten overgaan. Hij deelt onze akkers uit aan goddelozen!” Daarom zult u niemand hebben die u, door loting, land toewijst in de gemeente van de Here.’

‘Houd op met profeteren,’ zeggen de valse profeten. ‘Zeg toch niet zulke dingen. Zulke praat is schandelijk. Zoiets zal ons nooit overkomen.’ Is dat nu een juist antwoord, Huis van Jakob? Denkt u dat de Geest van de Here het prettig vindt u zo hard aan te pakken? Nee! Hij waarschuwt u met de beste bedoelingen om u weer op het rechte pad te krijgen. Maar tot op dit moment gedraagt u zich tegenover mijn volk heel vijandig. Want u steelt van nietsvermoedende, vredelievende voorbijgangers hun mantel. U verdrijft de weduwen uit hun huis en ontneemt de wezen elk recht dat hun door God gegeven is. 10 Sta op! Wegwezen! Dit is niet langer uw land, want u hebt het met uw zonden gevuld en daarom zult u op een vreselijke wijze omkomen. 11 ‘Ik profeteer dat u wijn en sterke drank zult krijgen,’ dat is het soort dronken leugenprofetie dat u graag hoort.

12 ‘Er zal een tijd aanbreken, Israël, waarop Ik u zal verzamelen. Iedereen die nog in leven is, zal erbij zijn. Ik zal u bij elkaar brengen als schapen in de schaapskooi, als een kudde in de wei. Het zal er gonzen van mensen. 13 Hij die in staat is bressen te slaan, zal u uit uw ballingschap leiden. Hij gaat voor u uit wanneer u door de poorten trekt van de steden waarin u gevangen zat. Uw koning gaat voorop, de Here is uw aanvoerder.’

Planurile celor răi şi planurile lui Dumnezeu

„Vai de cei ce urzesc nelegiuire
    şi uneltesc răul[a] în aşternutul lor!
Chiar din zorii dimineţii încep să le săvârşească,
    pentru că le stă în putere.
Poftesc ogoare, şi apoi pun mâna pe ele!
    Poftesc case, iar apoi şi le însuşesc!
Îl jecmănesc pe om şi casa lui,
    pe bărbat şi moştenirea sa.

De aceea, aşa vorbeşte Domnul:

«Iată, plănuiesc împotriva acestui clan o nenorocire
    de care nu vă veţi putea feri grumajii!
Şi nu veţi mai umbla plini de înfumurare,
    căci vor fi vremuri grele.
În ziua aceea, veţi fi de pomină
    şi se va face un cântec de jale pe seama voastră, care va zice:
‘Suntem ruinaţi de tot!
    El înstrăinează proprietatea poporului meu!
Vai cum o înlătură de la mine!
    Ogoarele noastre le împarte trădătorilor[b]!’

De aceea nu vei mai avea pe nimeni
    care să împartă ţara prin sorţ în adunarea Domnului.

Falşii profeţi

‘Nu mai predicaţi!’, vor predica ei atunci.
    ‘Să nu mai predice aceste lucruri!
        Ocările nu ne vor copleşi!’
Dar ce ar trebui să se zică, casă a lui Iacov?[c] Ar trebui să se zică:
    ‘Se mânie chiar atât de uşor Duhul Domnului?
        Acesta este felul Lui de a lucra?’
Oare nu fac bine cuvintele Mele
    celui ce umblă cu dreptate?[d]
De curând, poporul Meu
    s-a ridicat ca un duşman.[e]
Aţi smuls mantaua,
    ce acoperea haina[f],
de la cei care treceau în siguranţă
    ca nişte oameni ce se întorc de la război[g].
Voi le izgoniţi pe femeile poporului Meu
    din casele lor plăcute
şi luaţi de la copiii lor
    pentru totdeauna slava Mea.
10 Sculaţi-vă şi plecaţi,
    căci acesta nu mai este locul vostru de odihnă[h].
Pentru că a devenit necurat,
    el va fi distrus, iar distrugerea va fi cumplită!
11 Dacă un mincinos şi un înşelător ar veni şi ar spune:
    ‘Îţi voi predica despre vin şi despre băuturi tari!’[i],
        acela ar fi considerat drept predicatorul acestui popor!

Promisiunea restaurării

12 Cu siguranţă te voi strânge în întregime, Iacove!
    Cu siguranţă voi aduna rămăşiţa lui Israel!
Îi voi pune laolaltă ca pe o turmă în ţarc,
    ca pe nişte oi în păşunea lor;
        locul acela va mişuna de oameni.
13 Cel ce deschide calea va merge înaintea lor;
    ei vor pătrunde, vor intra pe poartă şi vor ieşi.
Împăratul lor va trece înaintea lor,
    şi Domnul va fi în fruntea lor.»“

Footnotes

  1. Mica 2:1 Lit.: fac răul
  2. Mica 2:4 Asirienii (vezi Is. 33:1); sau: cuceritorilor; sau: răzvrătiţilor, apostaţilor
  3. Mica 2:7 Sau: Aceasta ar trebui să zică casa lui Iacov?
  4. Mica 2:7 Sau, cf. LXX: de a lucra? / Oare nu fac bine cuvintele Lui / celui ce umblă cu dreptate?; în v. 7 avem fie cuvintele falşilor profeţi, care pun nişte întrebări retorice, fie cuvintele lui Mica, împotriva acestora
  5. Mica 2:8 Sau: V-aţi ridicat ca un duşman / împotriva poporului Meu.
  6. Mica 2:8 Sensul în ebraică al celor două versuri este nesigur; sau: Aţi smuls mantaua celor paşnici
  7. Mica 2:8 Sau: oameni care nu se gândesc de război, fie în ideea că sunt paşnici (vezi nota precedentă), fie în ideea că au certitudinea că războiul a trecut (vezi versul precedent, cu care este în paralelism sinonimic)
  8. Mica 2:10 Vezi Deut. 12:9; Is. 28:12
  9. Mica 2:11 Sau: Îţi voi promite vin şi băuturi tari