Add parallel Print Page Options

¶ Men non zansèt Jezikri ki te pitit pitit David, pitit pitit Abraram.

Abraram te papa Izarak; Izarak te papa Jakòb; Jakòb te papa Jida ak lòt frè l' yo.

Jida menm te papa Perèz ak Zara. Se Tama ki te manman yo. Perèz te papa Eswòm; Eswòm te papa Aram.

Aram te papa Amenadab; Amenadab te papa Naason; Naason te papa Salmon.

Salmon te papa Boaz. Se Raab ki te manman Boaz. Boaz te papa Obèd. Se Rit ki te manman Obèd.

Obèd te papa Izayi, Izayi te papa wa David. David te papa Salomon. Se Madan Ouri ki te manman Salomon.

Salomon te papa Woboram; Woboram te papa Abya; Abya te papa Asa.

Asa te papa Jozafa; Jozafa te papa Joram; Joram te papa Ozyas;

Ozyas te papa Joatam; Joatam te papa Akaz; Akaz te papa Ezekyas;

10 Ezekyas te papa Manase; Manase te papa Amon; Amon te papa Jozyas;

11 Jozyas te papa Jekonyas ak lòt frè l' yo. Se lè sa a yo te depòte moun pèp Izrayèl yo, yo mennen yo ale lavil Babilòn.

12 Apre yo te fin mennen yo ale lavil Babilòn, Jekonyas te fè Salatyèl. Salatyèl te papa Zowobabèl;

13 Zowobabèl te papa Abiyoud; Abiyoud te papa Elyakim; Elyakim te papa Azò;

14 Azò te papa Sadòk; Sadòk te papa Akim; Akim te papa Eliyoud;

15 Eliyoud te papa Eleaza; Eleaza te papa Matan; Matan te papa Jakòb;

16 Jakòb te papa Jozèf. Se Jozèf sa a ki te marye ak Mari, manman Jezi yo rele Kris la.

17 Konsa, pran depi Abraram jouk nou rive sou David, te gen antou katòz jenerasyon papa ak pitit. Pran depi David jouk nou rive lè yo te depòte pèp Izrayèl la ale lavil Babilòn, te gen antou katòz jenerasyon papa ak pitit. Pran depi lè yo te depòte pèp la jouk nou rive sou Kris la, te gen katòz jenerasyon papa ak pitit tou.

18 ¶ Men ki jan Jezikri te fèt. Mari, manman Jezi, te fiyanse avèk Jozèf. Anvan menm yo te antre nan kay ansanm, Mari vin twouve l' ansent pa pouvwa Sentespri.

19 Jozèf, fiyanse l' la, te yon nonm debyen. Li pa t' vle fè eskandal ak sa. Li te vle kase fiyansaj la san bri san kont.

20 Li t'ap kalkile sou jan li tapral fè sa lè li wè yon zanj Bondye parèt devan li nan dòmi. Zanj lan di li: Jozèf, pitit pitit David, ou pa bezwen pè pran Mari pou madanm ou. Paske, pitit l'ap pote a se travay Sentespri.

21 Li pral fè yon pitit gason. Wa rele l' Jezi. Se li menm ki pral delivre pèp li a anba peche l' yo.

22 Tou sa pase konsa pou pawòl Bondye te mete nan bouch pwofèt la te ka rive vre. Men sa l' te di:

23 Men li, jenn fi a pral ansent, li pral fè yon pitit gason. y'a rele l' Emannwèl. (Non sa a vle di: Bondye avèk nou.)

24 Lè Jozèf leve nan dòmi an, li fè tou sa zanj Bondye a te di l' fè: li pran madanm li lakay li.

25 Men, Jozèf pa t' kouche ak Mari, jouk lè li te fin akouche yon ti gason. Jozèf te rele pitit la Jezi.

De afkomst van Jezus

Stamboom van Jezus Christus, een afstammeling van David, die een afstammeling van Abraham was. Abraham was de vader van Isaak, Isaak de vader van Jakob, Jakob de vader van Juda en zijn broers, Juda was de vader van Peres en Zerah, Tamar was hun moeder. Peres was de vader van Chesron, Chesron de vader van Aram, Aram was de vader van Amminadab, Amminadab de vader van Nachson, Nachson was de vader van Salmon, Salmon de vader van Boaz, Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed, Ruth was zijn moeder. Obed was de vader van Isaï en Isaï de vader van David, de koning. David was de vader van Salomo, Salomoʼs moeder was de vrouw van Uria. Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam de vader van Abia. Abia was de vader van Asaf, Asaf de vader van Josafat, Josafat de vader van Joram, Joram was de vader van Uzzia, Uzzia de vader van Jotam, Jotam de vader van Achaz, Achaz de vader van Hizkia, 10 Hizkia was de vader van Manasse, Manasse de vader van Amos, Amos de vader van Josia, 11 Josia was de vader van Jechonja en zijn broers, die geboren werden in de tijd van de verbanning naar Babel.

12 Na die verbanning werd Jechonja vader van een zoon, die Sealtiël heette. Sealtiël was de vader van Zerubbabel, 13 Zerubbabel de vader van Abiud, Abiud was de vader van Eljakim, Eljakim de vader van Azor, 14 Azor de vader van Sadok, Sadok de vader van Achim, Achim de vader van Eliud, 15 Eliud was de vader van Eleazar, Eleazar de vader van Mattan, Mattan was de vader van Jakob, 16 Jakob de vader van Jozef, die getrouwd was met Maria, de moeder van Jezus, die Christus genoemd wordt.

17 Van Abraham tot David zijn dus veertien generaties, van David tot de verbanning naar Babel ook veertien generaties en van de verbanning tot de geboorte van Christus nog eens veertien generaties.

De ouders van Jezus

18 De geboorte van Jezus Christus gebeurde als volgt. Toen zijn moeder Maria aan Jozef uitgehuwelijkt was maar nog niet met hem samenwoonde, bleek zij in verwachting te zijn door de Heilige Geest. 19 Omdat Jozef een rechtschapen mens was en haar de schande wilde besparen, besloot hij om in stilte van haar te scheiden.

20 Terwijl hij hierover lag na te denken, verscheen hem een engel van de Here in een droom. ‘Jozef, zoon van David,’ zei de engel, ‘u kunt gerust uw vrouw Maria bij u in huis nemen. Zij is in verwachting door de Heilige Geest.

21 Zij zal een zoon krijgen, die u Jezus moet noemen. Dat betekent “God redt”. Want Hij zal zijn volk redden van de zonden.’ 22 Daardoor zal in vervulling gaan wat God door de profeet Jesaja heeft gezegd: 23 ‘De maagd zal zwanger worden en een zoon baren! En men zal het kind Immanuël noemen, dat betekent: “God is met ons.” ’

24 Daarna werd Jozef wakker. Hij deed wat de engel had gezegd en nam zijn vrouw bij zich in huis. 25 Maar hij had geen gemeenschap met haar tot na de geboorte van het kind. En Jozef noemde Hem Jezus.

De voorouders van Jezus

Dit is de lijst van voorouders van Jezus Christus. Hij is de zoon van koning David, die uit de familie van Abraham is. Abraham kreeg een zoon: Izaäk. Izaäk kreeg een zoon: Jakob. Jakob kreeg zonen: Juda en zijn broers. Juda kreeg twee zonen: Perez en Zera. Hun moeder was Tamar. Perez kreeg een zoon: Hezron. Hezron kreeg een zoon: Aram. Aram kreeg een zoon: Aminadab. Aminadab kreeg een zoon: Nahesson. Nahesson kreeg een zoon: Salmon. Salmon kreeg een zoon: Boaz. Boaz' moeder was Rachab. Boaz kreeg een zoon: Obed. Obeds moeder was Ruth. Obed kreeg een zoon: Isaï. Isaï kreeg een zoon: David, die later koning werd.

Koning David kreeg een zoon: Salomo. De moeder van Salomo was de vrouw van Uria.[a] Salomo kreeg een zoon: Rehabeam. Rehabeam kreeg een zoon: Abia. Abia kreeg een zoon: Asa. Asa kreeg een zoon: Josafat. Josafat kreeg een zoon: Joram. Joram kreeg een zoon: Uzzia. Uzzia kreeg een zoon: Jotam. Jotam kreeg een zoon: Achaz. 10 Achaz kreeg een zoon: Hizkia. Hizkia kreeg een zoon: Manasse. Manasse kreeg een zoon: Amon. Amon kreeg een zoon: Josia. 11 Josia kreeg zonen: Joahaz en zijn broers, toen de bewoners van het koninkrijk Juda gevangen meegenomen werden naar het land Babylonië.[b]

12 Nadat ze gevangen meegenomen waren naar Babylonië, kreeg Joahaz een zoon: Sealtiël. Sealtiël kreeg een zoon: Zerubbabel.[c] 13 Zerubbabel kreeg een zoon: Abiud. Abiud kreeg een zoon: Eljakim. Eljakim kreeg een zoon: Azor. 14 Azor kreeg een zoon: Zadok. Zadok kreeg een zoon: Achim. 15 Achim kreeg een zoon: Eliud. Eliud kreeg een zoon: Eleazar. Eleazar kreeg een zoon: Mattan. 16 Mattan kreeg een zoon: Jakob. Jakob kreeg een zoon: Jozef, die later met Maria trouwde. En uit Maria is Jezus geboren. Hij wordt de Christus genoemd.[d]

17 Van Abraham tot David zijn 14 voorvaders. En van David tot het moment dat het volk van Juda gevangen werd meegenomen naar Babylonië zijn 14 voorvaders. En vanaf het moment dat het volk van Juda gevangen werd meegenomen naar Babylonië tot aan Christus zijn ook 14 voorvaders.

De geboorte van Jezus

18 Dit is het verhaal van de geboorte van Jezus Christus.

Maria was verloofd met Jozef. Omdat ze nog niet getrouwd waren, waren ze nog nooit met elkaar naar bed geweest. Maar op een dag wist Maria dat ze in verwachting was. Dat was ze door de kracht van de Heilige Geest. 19 Maar Jozef dacht dat Maria van een andere man in verwachting was geraakt. Daarom was hij van plan om de verloving met Maria uit te maken. Maar hij wilde niemand zeggen dat dat was omdat ze in verwachting was. Want hij was een goed mens.[e] 20 Toen hij dat besloten had, kwam er in een droom een engel van de Heer God naar hem toe. De engel zei: "Jozef, zoon van David, trouw gerust met Maria. Want haar kind is ontstaan door de Heilige Geest. 21 Maria zal een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus (= 'God redt') noemen. Want Hij zal zijn volk bevrijden van hun ongehoorzaamheid aan God en daarmee van Gods straf. 22 Dit is gebeurd zodat zou uitkomen wat de Heer God van tevoren door de profeet Jesaja heeft gezegd: 23 'Het meisje dat nog maagd is zal in verwachting raken en een zoon krijgen. De mensen zullen Hem Immanuël noemen. Dat betekent: 'God is met ons.' "

24 Toen werd Jozef wakker. Hij deed wat de engel tegen hem had gezegd en trouwde met Maria. 25 Hij ging niet met haar naar bed totdat het kind was geboren. En hij noemde Hem Jezus.

Footnotes

  1. Mattheüs 1:6 Salomo's moeder was Batseba. Zij was nog getrouwd met Uria toen koning David met haar naar bed ging en haar zwanger maakte. Lees 2 Samuel 11.
  2. Mattheüs 1:11 Al deze mannen waren koningen van het koninkrijk Juda. Dat was in de tijd dat het land Israël verdeeld was geraakt in twee koninkrijken. Het zuidelijke koninkrijk was Juda. Daar regeerden koningen uit de familie van David. Het noordelijke koninkrijk was Israël. Daar regeerden mannen die geen familie van koning David waren.
  3. Mattheüs 1:12 Onder leiding van Zerubbabel ging een deel van de Joden uit Babylonië terug naar Juda. Lees Ezra 1 tot Ezra 2:2.
  4. Mattheüs 1:16 Deze lijst van voorouders is niet compleet. In werkelijkheid waren er meer. Misschien zijn de namen zo in drie groepen van 14 ingedeeld om ze gemakkelijker te onthouden. De belangrijkste namen komen er in voor.
  5. Mattheüs 1:19 Volgens de Joodse wet zou Maria gedood worden als bekend werd dat ze in verwachting was van een andere man.