Add parallel Print Page Options

De zeventig leerlingen

10 Jezus wees nog zeventig andere leerlingen aan. Hij stuurde hen twee aan twee vooruit naar de dorpen en steden waar Hij langs zou komen. Hij zei tegen hen: ‘Vraag God meer arbeiders te sturen om de oogst binnen te halen. Want er moet veel geoogst worden, maar er zijn te weinig arbeiders. Ga dan en vergeet niet dat Ik jullie er op uitstuur als lammeren tussen de wolven. Neem geen geld mee, geen tas en zelfs geen extra sandalen. Laat je niet ophouden door iemand te groeten. Breng vrede in elk huis dat je binnengaat. Woont daar een vredelievend man, dan zal je vrede over hem komen. Zo niet, dan komt die vrede bij je terug. Wanneer je in een dorp komt, ga dan niet van het ene adres naar het andere. Blijf logeren in hetzelfde huis en eet en drink wat je wordt voorgezet. Een arbeider moet zijn loon hebben. Als jullie in een stad gastvrij worden ontvangen, moet je dit doen: eet zonder bezwaar wat je wordt voorgezet. Genees de zieken. En zeg tegen de mensen dat het Koninkrijk van God heel dichtbij is gekomen. 10 Maar als ze in een stad niets van jullie willen weten, ga dan door de straten en zeg: 11 “Kijk, dit is stof van jullie stad! Wij schudden het van onze voeten! Het is afgelopen met jullie! Vergeet nooit hoe dicht het Koninkrijk van God bij jullie is geweest!” 12 Op de vreselijke dag van het grote oordeel zal het voor zoʼn stad erger zijn dan voor het beruchte Sodom. 13 Och Chorazin! Och Betsaïda! Hoe verschrikkelijk is het! Want als de steden Tyrus en Sidon de geweldige wonderen hadden gezien die Ik bij u heb gedaan, dan zouden zij zich allang van de zonde hebben afgekeerd. Van berouw over hun slechte leven zouden zij in zak en as zitten. 14 Nee, voor Tyrus en Sidon zal het op de dag van het grote oordeel niet zo zwaar zijn als voor u. 15 En wat moet Ik van Kafarnaüm zeggen? Zal het worden verheerlijkt tot in de hemel? Nee, het zal verzinken in het dodenrijk.’

16 Tegen zijn leerlingen zei Hij: ‘Wie naar jullie luistert, hoort Mij. Wie jullie negeert, negeert Mij. En wie Mij negeert, negeert God die Mij heeft gestuurd.’

17 Na verloop van tijd kwamen de zeventig leerlingen weer bij Hem terug. ‘Here,’ zeiden zij opgetogen, ‘als wij uw naam gebruiken, doen zelfs de boze geesten wat wij zeggen!’ 18 Hij antwoordde: ‘Ik zag Satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen. 19 Ik heb jullie macht gegeven over al de krachten van de vijand. Jullie zullen slangen en schorpioenen vertrappen. Niets, werkelijk niets, zal jullie kwaad doen. 20 Maar jullie moeten niet zozeer blij zijn dat de boze geesten doen wat jullie zeggen. Waar jullie vooral blij om moeten zijn, is dat jullie namen in de hemel geregistreerd staan.’

21 Op dat moment bracht de Heilige Geest in Jezus een geweldige blijdschap teweeg. Hij sprak: ‘Vader! Heer van hemel en aarde! Dank U wel dat U de waarheid hebt verborgen voor wijzen en geleerden, maar aan kleine kinderen hebt bekendgemaakt. Dank U, Vader, zo hebt U het gewild. 22 Mijn Vader heeft Mij alles toevertrouwd. Niemand weet wie Ik ben, behalve de Vader. En niemand weet wie de Vader is, behalve Ik en de mensen aan wie Ik het wil bekendmaken.’

23 Daarna keek Hij zijn leerlingen aan en zei: ‘Het is een enorm voorrecht dat jullie dit allemaal mogen zien. 24 Vele profeten en koningen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien en te horen wat jullie horen. Maar zij konden het niet.’

Het verhaal van de Samaritaan

25 Op een dag was er een bijbelgeleerde die wilde onderzoeken of Jezusʼ ideeën wel zuiver waren. ‘Meester,’ vroeg hij, ‘wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen?’ 26 Jezus vroeg: ‘Wat zegt de wet van Mozes daarover?’ 27 Hij antwoordde: ‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel, heel uw kracht en heel uw verstand. En heb uw naaste net zo lief als uzelf.’ 28 ‘Goed!’ zei Jezus. ‘Doe dat en u zult eeuwig leven krijgen.’ 29 De man voelde zich aangesproken. Om zich te rechtvaardigen, vroeg hij: ‘Wie is eigenlijk mijn medemens?’ 30 Als antwoord gaf Jezus hem dit voorbeeld: ‘Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij door rovers overvallen. Zij rukten hem de kleren van het lijf, sloegen hem bont en blauw en lieten hem halfdood langs de weg liggen. 31 Toevallig kwam er een priester langs. Maar toen hij de man zag liggen, ging hij aan de overkant van de weg voorbij. 32 Een tempeldienaar die voorbijkwam, deed hetzelfde en liet de man gewoon liggen.

33 Gelukkig kwam er ook iemand langs die medelijden kreeg toen hij hem daar zag liggen. Het was een Samaritaan, een vijand van de Joden. 34 De Samaritaan knielde naast hem neer, verzorgde zijn wonden met olie en wijn en legde er verband om. Daarna tilde hij hem op zijn ezel en ging er zelf naast lopen. Zij kwamen bij een herberg, waar hij hem verder verzorgde. 35 De volgende morgen gaf hij de herbergier twee zilveren munten en zei: “Zorg goed voor hem. Mocht dit geld niet genoeg zijn, dan betaal ik de rest de volgende keer wel.” 36 Wat denkt u? Wie van deze drie was de medemens van het slachtoffer van de roofoverval?’ 37 ‘De man die medelijden met hem had,’ was het antwoord. ‘Precies,’ zei Jezus. ‘Volg zijn voorbeeld dan.’

Martha en Maria

38 Tijdens hun reis naar Jeruzalem kwamen Jezus en zijn leerlingen in een dorp waar zij gastvrij werden ontvangen door een zekere Martha. 39 De zuster van deze vrouw, Maria, ging meteen bij Jezus zitten om naar Hem te luisteren. 40 Maar Martha had het veel te druk met het klaarmaken van het eten. Op een gegeven ogenblik werd het haar teveel. Zij kwam bij Jezus staan en zei: ‘Here, hoe kunt U het goed vinden dat mijn zuster hier maar zit en ik al het werk moet doen! Zeg toch tegen haar dat zij mij moet helpen.’ 41 ‘Martha, Martha,’ antwoordde Jezus. ‘Wat maak je je toch druk! In het leven heb je niet zoveel nodig. 42 Eigenlijk maar één ding. Maria heeft dat ene ontdekt en het zal haar niet worden afgenomen.’

The Seventy Sent Out

10 After these things the Lord appointed [a]seventy others also, and (A)sent them two by two before His face into every city and place where He Himself was about to go. Then He said to them, (B)“The harvest truly is great, but the laborers are few; therefore (C)pray the Lord of the harvest to send out laborers into His harvest. Go your way; (D)behold, I send you out as lambs among wolves. (E)Carry neither money bag, knapsack, nor sandals; and (F)greet no one along the road. (G)But whatever house you enter, first say, ‘Peace to this house.’ And if a son of peace is there, your peace will rest on it; if not, it will return to you. (H)And remain in the same house, (I)eating and drinking such things as they give, for (J)the laborer is worthy of his wages. Do not go from house to house. Whatever city you enter, and they receive you, eat such things as are set before you. (K)And heal the sick there, and say to them, (L)‘The kingdom of God has come near to you.’ 10 But whatever city you enter, and they do not receive you, go out into its streets and say, 11 (M)‘The very dust of your city which clings to [b]us we wipe off against you. Nevertheless know this, that the kingdom of God has come near you.’ 12 [c]But I say to you that (N)it will be more tolerable in that Day for Sodom than for that city.

Woe to the Impenitent Cities(O)

13 (P)“Woe to you, Chorazin! Woe to you, Bethsaida! (Q)For if the mighty works which were done in you had been done in Tyre and Sidon, they would have repented long ago, sitting in sackcloth and ashes. 14 But it will be more tolerable for Tyre and Sidon at the judgment than for you. 15 (R)And you, Capernaum, [d]who are (S)exalted to heaven, (T)will be brought down to Hades. 16 (U)He who hears you hears Me, (V)he who rejects you rejects Me, and (W)he who rejects Me rejects Him who sent Me.”

The Seventy Return with Joy

17 Then (X)the [e]seventy returned with joy, saying, “Lord, even the demons are subject to us in Your name.”

18 And He said to them, (Y)“I saw Satan fall like lightning from heaven. 19 Behold, (Z)I give you the authority to trample on serpents and scorpions, and over all the power of the enemy, and nothing shall by any means hurt you. 20 Nevertheless do not rejoice in this, that the spirits are subject to you, but [f]rather rejoice because (AA)your names are written in heaven.”

Jesus Rejoices in the Spirit(AB)

21 (AC)In that hour Jesus rejoiced in the Spirit and said, “I thank You, Father, Lord of heaven and earth, that You have hidden these things from the wise and prudent and revealed them to babes. Even so, Father, for so it seemed good in Your sight. 22 (AD)All[g] things have been delivered to Me by My Father, and (AE)no one knows who the Son is except the Father, and who the Father is except the Son, and the one to whom the Son wills to reveal Him.

23 Then He turned to His disciples and said privately, (AF)“Blessed are the eyes which see the things you see; 24 for I tell you (AG)that many prophets and kings have desired to see what you see, and have not seen it, and to hear what you hear, and have not heard it.

The Parable of the Good Samaritan(AH)

25 And behold, a certain [h]lawyer stood up and tested Him, saying, (AI)“Teacher, what shall I do to inherit eternal life?”

26 He said to him, “What is written in the law? What is your reading of it?

27 So he answered and said, (AJ)‘You shall love the Lord your God with all your heart, with all your soul, with all your strength, and with all your mind,’ and (AK)‘your neighbor as yourself.’

28 And He said to him, “You have answered rightly; do this and (AL)you will live.”

29 But he, wanting to (AM)justify himself, said to Jesus, “And who is my neighbor?”

30 Then Jesus answered and said: “A certain man went down from Jerusalem to Jericho, and fell among [i]thieves, who stripped him of his clothing, wounded him, and departed, leaving him half dead. 31 Now by chance a certain priest came down that road. And when he saw him, (AN)he passed by on the other side. 32 Likewise a Levite, when he arrived at the place, came and looked, and passed by on the other side. 33 But a certain (AO)Samaritan, as he journeyed, came where he was. And when he saw him, he had (AP)compassion. 34 So he went to him and bandaged his wounds, pouring on oil and wine; and he set him on his own animal, brought him to an inn, and took care of him. 35 On the next day, [j]when he departed, he took out two (AQ)denarii, gave them to the innkeeper, and said to him, ‘Take care of him; and whatever more you spend, when I come again, I will repay you.’ 36 So which of these three do you think was neighbor to him who fell among the thieves?”

37 And he said, “He who showed mercy on him.”

Then Jesus said to him, (AR)“Go and do likewise.”

Mary and Martha Worship and Serve

38 Now it happened as they went that He entered a certain village; and a certain woman named (AS)Martha welcomed Him into her house. 39 And she had a sister called Mary, (AT)who also (AU)sat at [k]Jesus’ feet and heard His word. 40 But Martha was distracted with much serving, and she approached Him and said, “Lord, do You not care that my sister has left me to serve alone? Therefore tell her to help me.”

41 And [l]Jesus answered and said to her, “Martha, Martha, you are worried and troubled about many things. 42 But (AV)one thing is needed, and Mary has chosen that good part, which will not be taken away from her.”

Footnotes

  1. Luke 10:1 NU seventy-two others
  2. Luke 10:11 NU our feet
  3. Luke 10:12 NU, M omit But
  4. Luke 10:15 NU will you be exalted to heaven? You will be thrust down to Hades!
  5. Luke 10:17 NU seventy-two
  6. Luke 10:20 NU, M omit rather
  7. Luke 10:22 M And turning to the disciples He said, “All
  8. Luke 10:25 expert in the law
  9. Luke 10:30 robbers
  10. Luke 10:35 NU omits when he departed
  11. Luke 10:39 NU the Lord’s
  12. Luke 10:41 NU the Lord

差遣门徒

10 事后,主拣选了七十个门徒[a],差遣他们两个两个地出去,先到祂将要去的城镇村庄, 并对他们说:“要收割的庄稼很多,工人却很少,因此你们要祈求庄稼的主人派更多的工人去收割祂的庄稼。

“你们去吧!我差你们出去,就像把羊羔送入狼群。 钱袋、背包和鞋都不要带,在路上也不要与人寒暄。 无论到哪一户人家,要先说,‘愿祝福临到这家!’ 如果那里有配得祝福的人,祝福自然会临到那人,否则祝福仍归给你们。 不要搬来搬去,要固定住在一家,接受那家的款待,因为工人理应得到工钱。

“你们无论到哪一个城镇,如果人们接待你们,就吃他们摆上的饮食。 要医治那城里的病人,告诉他们,‘上帝的国临近你们了。’ 10 但如果哪一个城镇的人不欢迎你们,你们就到街上宣告, 11 ‘就连你们城里的尘土粘在我们脚上,我们都要跺掉,但是要知道,上帝的国临近了。’ 12 我告诉你们,在审判之日,那城所受的刑罚将比所多玛所受的还重!

13 “哥拉汛啊,你大祸临头了!伯赛大啊,你大祸临头了!我在你们当中所行的神迹,如果行在泰尔和西顿,那里的人早就身披麻衣,头蒙灰尘,坐在地上悔改了。 14 在审判之日,你们将比泰尔和西顿受更重的刑罚!

15 “迦百农啊,你将被提升到天上吗?不!你将被打落到阴间。”

16 耶稣继续对门徒说:“谁听从你们,就是听从我;谁拒绝你们,就是拒绝我;拒绝我的,就是拒绝差我来的那位。”

17 七十个门徒兴高采烈地回来说:“主啊,我们奉你的名行事,甚至降服了鬼魔。”

18 耶稣回答说:“我看见撒旦像闪电一样从天上坠下。 19 我已经给你们权柄,使你们能践踏蛇和蝎子,胜过仇敌的权势,没有什么能伤害你们。 20 然而,不要为了邪灵向你们降服而高兴,要因你们的名字记录在天上而高兴。”

21 就在这时候,耶稣受圣灵感动,充满喜乐地说:“父啊,天地的主,我颂赞你!因为你把这些事向聪明、有学问的人隐藏起来,却启示给像孩童一般的人。父啊!是的,这正是你的美意。 22 我父将一切交给了我。除了父,没有人认识子;除了子和受子启示的人,没有人认识父。”

23 随后,耶稣转身悄悄地对门徒说:“谁看到你们今日所看到的,谁就有福了。 24 我告诉你们,以前有许多先知和君王渴望看见你们所看见的,听见你们所听见的,却未能如愿。”

好撒玛利亚人的比喻

25 有一次,一名律法教师站起来试探耶稣,说:“老师,我应该怎样做才能得永生呢?”

26 耶稣反问他:“律法怎么说?你怎么理解?”

27 律法教师答道:“‘你要全心、全情、全力、全意爱主——你的上帝’,又要‘爱邻如己’。” 28 耶稣说:“你答得对,照着去做就有永生了。”

29 律法教师想证明自己有理,就问:“那么,谁是我的邻居呢?”

30 耶稣回答说:“有个人从耶路撒冷去耶利哥,途中被劫。强盗剥了他的衣服,把他打个半死,丢在那里,然后扬长而去。

31 “刚好有位祭司经过,看见那人躺在地上,连忙从旁边绕过,继续赶路。 32 又有个利未人经过,也跟先前那个祭司一样从旁边绕过去了。

33 “后来,有位撒玛利亚人[b]经过,看见这个人,就动了慈心, 34 连忙上前用油和酒替他敷伤口,包扎妥当,然后把他扶上自己骑的牲口,带到附近的客店照料。 35 次日还交给店主两个银币,说,‘请替我好好照顾这个人。如果钱不够的话,等我回来再补给你。’ 36 那么,你认为这三个人中谁是被劫者的邻居呢?”

37 律法教师说:“是那个同情他的人。”

耶稣说:“你去照样做吧。”

上好的福分

38 耶稣和门徒去耶路撒冷的途中路过一个村庄,遇到一位名叫玛大的女子接待他们到家里作客。 39 玛大的妹妹玛丽亚坐在耶稣脚前听道, 40 玛大为了招待客人忙乱不已,于是上前对耶稣说:

“主啊,我妹妹让我一个人伺候大家,你都不管吗?请你叫她来帮帮我吧。”

41 耶稣对她说:“玛大,玛大,你为太多事情忧虑烦恼。 42 其实最要紧的事只有一件,玛丽亚选择了上好的,是夺不走的。”

Footnotes

  1. 10:1 七十个门徒”有古卷为“七十二个门徒”。
  2. 10:33 犹太人向来轻视撒玛利亚人,认为他们血统不纯正,因此互不往来。