Lukas 16
BasisBijbel
Het verhaal van de oneerlijke man
16 Jezus vertelde ook aan zijn leerlingen: "Er was eens een rijke man die iemand had die zijn geld beheerde. Maar de mensen kwamen hem waarschuwen dat de man het geld van zijn heer verspilde. 2 De rijke man liet hem roepen en zei tegen hem: 'Wat hoor ik daar over jou? Geef de kasboeken maar aan mij, want je mag niet langer mijn geld beheren.' 3 De man dacht bij zichzelf: 'Wat moet ik nu doen? Want mijn heer ontslaat mij. Spitten kan ik niet. Voor bedelen schaam ik me. 4 Weet je wat, ik zal ervoor zorgen dat de mensen die aan mijn heer iets schuldig zijn, voor mij willen zorgen als ik straks geen werk meer heb.' 5 En hij riep één voor één de mensen bij zich die nog iets aan zijn heer schuldig waren.
Hij zei tegen de eerste: 'Hoeveel ben je aan mijn heer schuldig?' 6 Hij antwoordde: '100 tonnen olijf-olie.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Ga vlug zitten, schrijf een nieuw papier en vul in: 50 tonnen.' 7 Daarna zei hij tegen de tweede: 'En hoeveel ben jij schuldig?' Hij antwoordde: '100 zakken graan.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Schrijf een nieuw papier en vul in: 80 zakken.' 8 En de heer zei tegen de oneerlijke man: 'Dat heb je slim aangepakt!' Want de mensen die bij de wereld horen gaan slimmer met elkaar om dan de mensen die bij het licht horen.
9 Ik zeg jullie: maak vrienden met de hulp van de oneerlijke Mammon.[a] Als je dan op een gegeven moment niets meer hebt omdat je bent gestorven, zullen je vrienden je met open armen ontvangen in hun eeuwige hemelse huis."
Je kan maar één heer dienen
10 Jezus zei: "Als je eerlijk bent in kleine dingen, zul je ook eerlijk zijn in grote dingen. En als je oneerlijk bent in kleine dingen, zul je ook oneerlijk zijn in grote dingen. 11 Als je dus niet goed omgaat met de oneerlijke Mammon,[b] wie zal jou dan vertrouwen voor de werkelijk belangrijke dingen? 12 Als je niet eerlijk bent omgegaan met de spullen van een ander, wie zal jou dan vertrouwen voor de dingen waar je recht op hebt?[c]
13 Geen één dienaar kan twee heren dienen. Want hij zal altijd meer van de één houden dan van de ander. Je kan niet God dienen, én Mammon." 14 De Farizeeërs, die hebzuchtig zijn, hoorden wat Jezus zei. En ze lachten Hem uit. 15 Maar Hij zei tegen hen: "Jullie doen tegenover de mensen alsof jullie precies leven zoals God het wil. Maar God kent jullie hart. Wat de mensen erg bewonderen, vindt God walgelijk.
16 Totdat Johannes kwam, moesten jullie je aan de Boeken van de Wet en de profeten houden. Maar vanaf Johannes wordt het goede nieuws van het Koninkrijk van God aan de mensen verteld. En iedereen probeert op zijn eigen manier Gods Koninkrijk binnen te komen. 17 Maar het is gemakkelijker dat de hemel en de aarde zouden verdwijnen, dan dat er van de Wet ook maar één lettertje niet meer mee zou tellen.
18 Als je je vrouw wegstuurt en met een andere vrouw trouwt, ben je ontrouw aan je eerste vrouw. En als je met een vrouw trouwt die door haar man is weggestuurd, maak je haar ontrouw aan haar eerste man."[d]
Het verhaal van de rijke man en de arme bedelaar
19 Jezus zei: "Er was eens een rijke man die prachtige, dure kleren droeg en alle dagen grote feesten gaf. 20 En er was een bedelaar die Lazarus heette en onder de zweren zat. Elke dag lag hij bij de voordeur van de rijke man. 21 Hij hoopte dat hij de restjes zou krijgen van de maaltijden van de rijke man, zodat hij geen honger meer zou hebben. Zelfs kwamen de honden aan zijn zweren likken.
22 Op een dag stierf de arme man. Hij werd door de engelen naar Abraham gedragen en mocht dicht bij hem zitten. 23 Ook de rijke man stierf en hij werd begraven. Toen hij in het dodenrijk zijn ogen opendeed, had hij heel veel pijn. In de verte zag hij Abraham, met Lazarus dicht naast zich. 24 Hij riep: 'Vader Abraham, help mij! Stuur Lazarus alstublieft naar mij toe! Laat hem alstublieft zijn vinger in water dopen en mijn tong daarmee afkoelen! Want ik heb pijn in dit vuur!' 25 Maar Abraham zei: 'Zoon, weet je nog hoe goed jij het hebt gehad tijdens je leven, en hoe slecht Lazarus het had? Nu wordt híj hier getroost en heb jíj pijn. 26 Bovendien is er tussen jullie en ons een kloof die we niet kunnen oversteken. De mensen van deze kant kunnen niet naar jouw kant gaan als ze dat zouden willen. En de mensen van jouw kant kunnen niet naar onze kant komen.' 27 Toen zei de rijke man: 'Vader, stuur dan alstublieft Lazarus naar mijn huis. 28 Want ik heb vijf broers. Laat Lazarus hen waarschuwen. Ik wil niet dat zij óók in deze plaats van pijn terecht zullen komen.' 29 Maar Abraham zei: 'Ze hebben de Boeken van Mozes en van de profeten. Dáár moeten ze naar luisteren.' 30 Maar de man zei: 'Vader Abraham, dat doen ze niet. Maar als er iemand uit de dood opstaat en naar hen toe komt, dán zullen ze gaan leven zoals God het wil.' 31 Maar Abraham zei tegen hem: 'Als ze niet naar Mozes en de profeten willen luisteren, zullen ze ook niet luisteren naar iemand die uit de dood opstaat.' "
Footnotes
- Lukas 16:9 Mammon was een Syrische afgod, de god van voorspoed en rijkdom. De vertaling van de naam 'Mammon' is 'bezit'.
- Lukas 16:11 Mammon was een Syrische afgod, de god van voorspoed en rijkdom. De vertaling van de naam 'Mammon' is 'bezit'.
- Lukas 16:12 Namelijk de dingen die God je wil geven omdat je bij Hem hoort. Er zijn ook vertalingen die zeggen: 'Wie zal jullie dan het Onze geven?'
- Lukas 16:18 Jezus zegt dit omdat de regels die de Farizeeën hierover hadden, anders waren dan Gods idee hierover. Lees Matteüs 19:3-9.
Lukas 16
Het Boek
Meer gelijkenissen van Jezus
16 Jezus vertelde zijn leerlingen nog een gelijkenis. ‘Een rijke man had een beheerder in dienst die er op zekere dag van werd beschuldigd dat hij diens bezittingen verkwistte. 2 De rijke man riep hem bij zich en zei: “Wat hoor ik allemaal over u? Lever de boeken maar in voor controle. U bent ontslagen.” 3 De beheerder dacht bij zichzelf: “Wat moet ik nú doen? Nou zit ik zonder werk! Spitten en graven kan ik niet. Ik zou me schamen om te gaan bedelen. 4 Ik weet al wat! Natuurlijk! Daardoor krijg ik veel vrienden. Die zullen voor me zorgen, als ik op straat word gezet.” 5 Hij liet de mensen die bij zijn heer in de schuld stonden een voor een bij zich komen. “Wat bent u mijn heer nog schuldig?” vroeg hij aan de eerste. 6 “Honderd vaten olie,” antwoordde de man. “Hier is uw schuldbekentenis,” zei de beheerder. “Verscheur die en schrijf een nieuwe voor vijftig vaten.” 7 “En wat bent u mijn heer schuldig?” vroeg hij aan de volgende. “Honderd zakken tarwe,” was het antwoord. “Hier is uw schuldbekentenis,” zei de beheerder. “Verscheur die en schrijf een nieuwe voor tachtig zakken.” 8 De heer moest vol bewondering toegeven dat die sluwe beheerder zijn eigen zaken heel goed had behartigd. Ja, de mensen van deze wereld zijn in hun omgang met de medemensen vaak veel handiger dan de mensen die bij God horen. 9 U moet verstandig met geld omgaan. Maak er vrienden mee. Als u het eens moet achterlaten en in Gods eeuwige woning komt, zal Hij u liefdevol opnemen.
10 Wie betrouwbaar is in kleine dingen, is het ook in grote. Wie onbetrouwbaar is in kleine dingen, is het ook in grote. 11 Als u niet eens eerlijk met geld omgaat, wie zal u dan de ware rijkdom toevertrouwen? 12 En als u de spullen van een vreemde niet goed behandelt, hoe zullen wij dan onze spullen aan u toevertrouwen?
13 U kunt niet twee heren dienen. Want u zult de ene haten en de andere liefhebben, of omgekeerd. Zo kunt u ook niet God dienen en tegelijk uw hart op het geld zetten.’ 14 De Farizeeën, die als gierig bekend stonden, lieten duidelijk merken dat zij dit bespottelijk vonden. 15 Jezus zei tegen hen: ‘U wilt graag dat de mensen u voor rechtvaardig houden, maar God weet wat er in uw hart omgaat. Wat de mensen zo belangrijk vinden, daar gruwt God van.
16 Voordat Johannes de Doper kwam, moest u zich houden aan wat Mozes en de profeten hadden gezegd. Johannes kwam met het goede nieuws dat het Koninkrijk van God dichterbij was gekomen. En iedereen probeert uit alle macht er een plaatsje te krijgen. 17 Betekent dit nu dat de wet van Mozes niet meer geldig is? Helemaal niet! Want nog eerder zullen de hemel en de aarde verdwijnen, dan dat één letter uit de wet zou vervallen. 18 Wie van zijn vrouw scheidt en met een ander trouwt, pleegt overspel. En wie met een gescheiden vrouw trouwt, pleegt ook overspel.
19 Er was eens een rijke man die altijd de mooiste kleren droeg. Hij woonde in een groot, duur huis en leidde een luxe leven. 20 Op een dag werd een bedelaar, Lazarus, bij de poort van zijn grote villa neergelegd. Zijn lichaam zat onder de zweren. 21 Hij hoopte zijn honger te stillen met wat bij de rijke man van tafel afviel. Hij was er zelfs zo erg aan toe dat de honden zijn zweren kwamen likken. 22 Ten slotte stierf de bedelaar. Hij werd door de engelen bij Abraham gebracht. 23 De rijke man stierf ook. Hij werd begraven en ging naar het dodenrijk, waar men van God gescheiden is. Terwijl hij daar grote pijn leed, zag hij in de verte Lazarus, die bij Abraham was. 24 “Vader Abraham!” kermde hij. “Heb toch medelijden met mij! Stuur Lazarus hier naar toe. Laat hij zijn vinger nat maken en daarmee mijn tong verkoelen. Want het is verschrikkelijk hier in deze vlammen.” 25 Maar Abraham zei tegen hem: “U bent zeker vergeten dat u tijdens uw leven alles had wat uw hart begeerde en Lazarus had niets dan ellende. Nu wordt hij hier getroost en u lijdt pijn. 26 Bovendien is tussen u en ons een enorme kloof. Wie van hier naar u toe wil, komt er niet overheen.” 27 Daarop zei de rijke man: “Vader Abraham, ik smeek u Lazarus dan naar het huis van mijn vader te sturen, 28 want ik heb vijf broers. Laat hij hen ernstig waarschuwen voor de pijn en ellende hier. Want ik zou het verschrikkelijk vinden als zij ook hier moesten komen.” 29 Abraham antwoordde: “In de boeken van Mozes en de profeten staan waarschuwingen genoeg. Uw broers kunnen die zo vaak lezen als zij willen.” 30 Maar de rijke man bleef aanhouden. “Nee, vader Abraham. Die lezen ze toch niet. Maar als iemand uit de dood terugkomt en hen waarschuwt, zullen ze hun leven zeker beteren.” 31 “Dat is niet waar,” zei Abraham. “Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij ook niet luisteren naar iemand die terugkomt uit de dood.” ’
Lukas 16
nuBibeln (Swedish Contemporary Bible)
Liknelsen om den oärliga förvaltaren
16 Till sina lärjungar sa Jesus också: ”En rik man hade en förvaltare som skötte hans affärer, men ett rykte började spridas om att mannen förskingrade hans pengar.
2 Arbetsgivaren kallade därför till sig mannen och sa: ’Vad är det jag hör om dig? Gör i ordning din redovisning, för jag tänker avskeda dig.’
3 Förvaltaren tänkte då för sig själv: ’Vad ska jag göra om jag måste sluta som förvaltare hos min herre? Gräva orkar jag inte, och tigga skäms jag för. 4 Men nu har jag en idé, så att folk tar emot mig i sina hus när jag måste lämna mitt arbete.’
5 Sedan bjöd han in alla dem som var skyldiga hans arbetsgivare pengar, och började diskutera med dem en efter en. Han frågade den förste: ’Hur mycket är du skyldig?’
6 ’Hundra krus olja’, svarade mannen.
Då sa förvaltaren: ’Här är skuldebrevet. Ta det, sätt dig och skriv snabbt femtio krus istället.’
7 Sedan frågade han nästa person: ’Och hur mycket är du skyldig honom?’
’Hundra tunnor vete’, svarade han.
’Här’, sa förvaltaren, ’ta ditt skuldebrev och skriv åttio tunnor istället!’
8 Herren berömde den oärliga förvaltaren för hans slughet.[a] Den här tidsålderns människor är nämligen slugare mot sina egna, än vad ljusets människor är. 9 Ja, jag säger er: använd den ohederlige mammon till att skaffa er vänner som välkomnar er i de eviga boningarna den dag då mammon sviker.
10 Den som är ärlig i småsaker kommer att vara ärlig när det gäller stora saker. Fuskar man i småsaker, kommer man också att fuska när det gäller stora saker.
11 Men om ni inte är trogna i fråga om den ohederlige mammon, vem vill då låta er ta hand om det som verkligen är något värt? 12 Och om ni inte är trogna när det gäller andra människors egendom, vem vill då ge er något att äga? 13 Ingen tjänare kan tjäna två herrar, för antingen kommer han att hata den förste och älska den andre, eller att hålla sig till den ene och inte bry sig om den andre. Ni kan inte tjäna Gud och mammon samtidigt.”
14 När fariseerna hörde detta hånade de Jesus, för de var mycket glada för pengar. 15 Men Jesus sa till dem: ”Ni vill framstå som rättfärdiga inför människorna, men Gud känner era hjärtan. Det som människor värderar högt, avskyr Gud.
En ny tid, men Moses lag gäller fortfarande
(Matt 11:12-13; 5:18; 5:31-32)
16 Lagens och profeternas tid rådde fram till Johannes. Sedan dess förkunnas evangeliet om Guds rike, och alla tränger på för att komma in där. 17 Men det är lättare för himlen och jorden att förgås än att en enda prick i lagen försvinner. 18 Den som skiljer sig från sin hustru och gifter om sig med en annan, han är otrogen.[b] Och den som gifter sig med en frånskild kvinna begår äktenskapsbrott.
Liknelsen om den rike mannen och Lasaros
19 Det var en gång en rik man, som var klädd i purpur och fint linne och varje dag levde i lyx och överflöd. 20 Samtidigt låg en tiggare som hette Lasaros vid hans port, full av sår. 21 Lasaros längtade efter att få några rester från den rike mannens bord. Hundarna kom till och med och slickade hans sår. 22 Till slut dog tiggaren och fördes av änglarna till platsen vid Abrahams sida. Den rika mannen dog också och blev begravd. 23 När han slog upp sina ögon i dödsriket[c], där han plågades, såg han Abraham långt borta, och Lasaros vid hans sida. 24 ’Fader Abraham’, ropade han, ’förbarma dig över mig! Skicka Lasaros hit för att doppa fingertoppen i vatten och svalka min tunga. Jag plågas svårt i dessa lågor.’
25 Men Abraham sa till honom: ’Mitt barn, kom ihåg att du under din livstid fick allt det goda, medan Lasaros fick det onda. Nu är han här för att tröstas, medan du får plågas. 26 Dessutom finns det en stor klyfta som skiljer oss åt. Ingen härifrån kan ta sig över till er, och ingen från er kan heller komma över hit.’
27 Då sa den rika mannen: ’Fader, jag ber dig, skicka honom då åtminstone hem till min far, 28 till mina fem bröder, för att varna dem för detta plågornas ställe, så att de slipper komma hit.’
29 Men Abraham sa: ’De har Mose och profeterna som de kan lyssna till.’
30 Den rika mannen svarade: ’Nej, fader Abraham, men om någon kommer till dem från de döda, då vänder de om!’
31 Men Abraham sa: ’Om de inte vill lyssna till Mose och profeterna, så kommer de inte att bli övertygade ens om någon uppstår från de döda.’ ”
Footnotes
- 16:8 Den rike mannen hade troligen bakat in ränta i skulden, och detta var olagligt. Därför kunde han inte sätta dit förvaltaren när han tog bort räntebeloppet. Det kan också finnas andra bakgrundsfaktorer som vi inte känner till. Det är dessutom omdiskuterat om denna utsaga hör ihop med själva liknelsen eller är en del av undervisningen som följer.
- 16:18 Eftersom mannen inte hade rätt att skilja sig från sin hustru, var de i Guds ögon fortfarande gifta med varandra.
- 16:23 På grekiska Hades, motsvarigheten till hebreiskans Sheol, som ibland bara betecknar döden eller graven, ibland ett mer svårbegripbart dödsrike, som gett upphov till olika tolkningar. Här, liksom alltid i liknelser, är det dock viktigast att förstå vad liknelsen i sin helhet vill säga.
Luke 16
New International Version
The Parable of the Shrewd Manager
16 Jesus told his disciples: “There was a rich man whose manager was accused of wasting his possessions.(A) 2 So he called him in and asked him, ‘What is this I hear about you? Give an account of your management, because you cannot be manager any longer.’
3 “The manager said to himself, ‘What shall I do now? My master is taking away my job. I’m not strong enough to dig, and I’m ashamed to beg— 4 I know what I’ll do so that, when I lose my job here, people will welcome me into their houses.’
5 “So he called in each one of his master’s debtors. He asked the first, ‘How much do you owe my master?’
6 “‘Nine hundred gallons[a] of olive oil,’ he replied.
“The manager told him, ‘Take your bill, sit down quickly, and make it four hundred and fifty.’
7 “Then he asked the second, ‘And how much do you owe?’
“‘A thousand bushels[b] of wheat,’ he replied.
“He told him, ‘Take your bill and make it eight hundred.’
8 “The master commended the dishonest manager because he had acted shrewdly. For the people of this world(B) are more shrewd(C) in dealing with their own kind than are the people of the light.(D) 9 I tell you, use worldly wealth(E) to gain friends for yourselves, so that when it is gone, you will be welcomed into eternal dwellings.(F)
10 “Whoever can be trusted with very little can also be trusted with much,(G) and whoever is dishonest with very little will also be dishonest with much. 11 So if you have not been trustworthy in handling worldly wealth,(H) who will trust you with true riches? 12 And if you have not been trustworthy with someone else’s property, who will give you property of your own?
13 “No one can serve two masters. Either you will hate the one and love the other, or you will be devoted to the one and despise the other. You cannot serve both God and money.”(I)
14 The Pharisees, who loved money,(J) heard all this and were sneering at Jesus.(K) 15 He said to them, “You are the ones who justify yourselves(L) in the eyes of others, but God knows your hearts.(M) What people value highly is detestable in God’s sight.
Additional Teachings
16 “The Law and the Prophets were proclaimed until John.(N) Since that time, the good news of the kingdom of God is being preached,(O) and everyone is forcing their way into it. 17 It is easier for heaven and earth to disappear than for the least stroke of a pen to drop out of the Law.(P)
18 “Anyone who divorces his wife and marries another woman commits adultery, and the man who marries a divorced woman commits adultery.(Q)
The Rich Man and Lazarus
19 “There was a rich man who was dressed in purple and fine linen and lived in luxury every day.(R) 20 At his gate was laid a beggar(S) named Lazarus, covered with sores 21 and longing to eat what fell from the rich man’s table.(T) Even the dogs came and licked his sores.
22 “The time came when the beggar died and the angels carried him to Abraham’s side. The rich man also died and was buried. 23 In Hades, where he was in torment, he looked up and saw Abraham far away, with Lazarus by his side. 24 So he called to him, ‘Father Abraham,(U) have pity on me and send Lazarus to dip the tip of his finger in water and cool my tongue, because I am in agony in this fire.’(V)
25 “But Abraham replied, ‘Son, remember that in your lifetime you received your good things, while Lazarus received bad things,(W) but now he is comforted here and you are in agony.(X) 26 And besides all this, between us and you a great chasm has been set in place, so that those who want to go from here to you cannot, nor can anyone cross over from there to us.’
27 “He answered, ‘Then I beg you, father, send Lazarus to my family, 28 for I have five brothers. Let him warn them,(Y) so that they will not also come to this place of torment.’
29 “Abraham replied, ‘They have Moses(Z) and the Prophets;(AA) let them listen to them.’
30 “‘No, father Abraham,’(AB) he said, ‘but if someone from the dead goes to them, they will repent.’
31 “He said to him, ‘If they do not listen to Moses and the Prophets, they will not be convinced even if someone rises from the dead.’”
Luke 16
King James Version
16 And he said also unto his disciples, There was a certain rich man, which had a steward; and the same was accused unto him that he had wasted his goods.
2 And he called him, and said unto him, How is it that I hear this of thee? give an account of thy stewardship; for thou mayest be no longer steward.
3 Then the steward said within himself, What shall I do? for my lord taketh away from me the stewardship: I cannot dig; to beg I am ashamed.
4 I am resolved what to do, that, when I am put out of the stewardship, they may receive me into their houses.
5 So he called every one of his lord's debtors unto him, and said unto the first, How much owest thou unto my lord?
6 And he said, An hundred measures of oil. And he said unto him, Take thy bill, and sit down quickly, and write fifty.
7 Then said he to another, And how much owest thou? And he said, An hundred measures of wheat. And he said unto him, Take thy bill, and write fourscore.
8 And the lord commended the unjust steward, because he had done wisely: for the children of this world are in their generation wiser than the children of light.
9 And I say unto you, Make to yourselves friends of the mammon of unrighteousness; that, when ye fail, they may receive you into everlasting habitations.
10 He that is faithful in that which is least is faithful also in much: and he that is unjust in the least is unjust also in much.
11 If therefore ye have not been faithful in the unrighteous mammon, who will commit to your trust the true riches?
12 And if ye have not been faithful in that which is another man's, who shall give you that which is your own?
13 No servant can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.
14 And the Pharisees also, who were covetous, heard all these things: and they derided him.
15 And he said unto them, Ye are they which justify yourselves before men; but God knoweth your hearts: for that which is highly esteemed among men is abomination in the sight of God.
16 The law and the prophets were until John: since that time the kingdom of God is preached, and every man presseth into it.
17 And it is easier for heaven and earth to pass, than one tittle of the law to fail.
18 Whosoever putteth away his wife, and marrieth another, committeth adultery: and whosoever marrieth her that is put away from her husband committeth adultery.
19 There was a certain rich man, which was clothed in purple and fine linen, and fared sumptuously every day:
20 And there was a certain beggar named Lazarus, which was laid at his gate, full of sores,
21 And desiring to be fed with the crumbs which fell from the rich man's table: moreover the dogs came and licked his sores.
22 And it came to pass, that the beggar died, and was carried by the angels into Abraham's bosom: the rich man also died, and was buried;
23 And in hell he lift up his eyes, being in torments, and seeth Abraham afar off, and Lazarus in his bosom.
24 And he cried and said, Father Abraham, have mercy on me, and send Lazarus, that he may dip the tip of his finger in water, and cool my tongue; for I am tormented in this flame.
25 But Abraham said, Son, remember that thou in thy lifetime receivedst thy good things, and likewise Lazarus evil things: but now he is comforted, and thou art tormented.
26 And beside all this, between us and you there is a great gulf fixed: so that they which would pass from hence to you cannot; neither can they pass to us, that would come from thence.
27 Then he said, I pray thee therefore, father, that thou wouldest send him to my father's house:
28 For I have five brethren; that he may testify unto them, lest they also come into this place of torment.
29 Abraham saith unto him, They have Moses and the prophets; let them hear them.
30 And he said, Nay, father Abraham: but if one went unto them from the dead, they will repent.
31 And he said unto him, If they hear not Moses and the prophets, neither will they be persuaded, though one rose from the dead.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Swedish Contemporary Bible (nuBibeln) Copyright © 2015 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.
