Jona 2
Het Boek
Jona bidt tot God
2 Vanuit de vis bad Jona toen tot de Here en zei: 2 ‘In mijn grote moeilijkheden riep ik de Here en Hij antwoordde mij, ik riep vanuit de diepten van de dood en U hoorde mij, Here! 3 U wierp mij in de diepe zee, ik ging onder in het kolkende water en werd bedekt door uw wilde en woeste golven. 4 Toen zei ik: “Och Here, U hebt mij de rug toegekeerd en mij weggejaagd. Zal ik uw heilige tempel ooit nog terugzien?” 5 Ik verdween onder de golven en zag de dood in de ogen. Het water sloot zich boven mij, het zeewier wond zich om mijn hoofd. 6 Ik zakte naar beneden, naar de voeten van de bergen die oprijzen uit de zeebodem. Ik was voor altijd van het leven afgesloten en zat als een gevangene in het land van de dood. Maar, Here mijn God, U hebt mij tussen de kaken van de dood weggerukt! 7 Toen ik alle hoop had laten varen, dacht ik nog eenmaal aan de Here. En mijn oprechte gebed ging uit naar U in uw heilige tempel. 8 Wie afgoden vereren, keren de genade van de Here de rug toe! 9 Maar ik zal nooit iemand anders aanbidden dan U! Want hoe kan ik U genoeg danken voor alles wat U voor mij hebt gedaan? Mijn besluit staat vast. Ik zal met een loflied op de lippen mijn beloften nakomen. Want verlossing komt van de Here alleen.’
10 Toen gaf de Here de vis bevel Jona op het strand uit te spugen en het dier deed dat.
Jonas 2
Nouvelle Edition de Genève – NEG1979
Prière de Jonas dans le ventre d’un poisson
2 L’Eternel fit venir un grand poisson pour engloutir Jonas, et Jonas fut dans le ventre du poisson trois jours et trois nuits.
2 Jonas, dans le ventre du poisson, pria l’Eternel, son Dieu. 3 Il dit:
Dans ma détresse, j’ai invoqué l’Eternel,
Et il m’a exaucé;
Du sein du séjour des morts j’ai crié,
Et tu as entendu ma voix.
4 Tu m’as jeté dans l’abîme, dans le cœur de la mer,
Et les courants d’eau m’ont environné;
Toutes tes vagues et tous tes flots ont passé sur moi.
5 Je disais: Je suis chassé loin de ton regard!
Mais je verrai encore ton saint temple.
6 Les eaux m’ont couvert jusqu’à m’ôter la vie,
L’abîme m’a enveloppé,
Les roseaux ont entouré ma tête.
7 Je suis descendu jusqu’aux racines des montagnes,
Les barres de la terre m’enfermaient pour toujours;
Mais tu m’as fait remonter vivant de la fosse,
Eternel, mon Dieu!
8 Quand mon âme était abattue au-dedans de moi,
Je me suis souvenu de l’Eternel,
Et ma prière est parvenue jusqu’à toi,
Dans ton saint temple.
9 Ceux qui s’attachent à de vaines idoles
Eloignent d’eux la miséricorde.
10 Pour moi, je t’offrirai des sacrifices avec un cri d’actions de grâces,
J’accomplirai les vœux que j’ai faits:
Le salut vient de l’Eternel.
11 L’Eternel parla au poisson, et le poisson vomit Jonas sur la terre.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Nouvelle Edition de Genève Copyright © 1979 by Société Biblique de Genève