Add parallel Print Page Options

Jobs gedachten over de mens

14 ‘Wat is een mens toch kwetsbaar! Zijn leven is maar kort en onrustig.
Net als een bloem bloeit hij maar een korte tijd om dan te verdorren, hij verdwijnt snel als de schaduw van een voorbijglijdende wolk.
Moet U op die kwetsbare mens uw blik richten en hem ter verantwoording roepen?
Hoe kunt U reinheid verwachten van iemand die uit onreinheid is geboren? Dat kan toch niet!
U hebt de mens slechts een vastgestelde tijd van leven gegeven, het aantal maanden van zijn leven staat al van tevoren vast. Hij mag ook niet iets langer leven.
Maar waarom geeft U hem dan niet een beetje rust? Wend uw blik af en geef hem toch een beetje voldoening, net als een gehuurde arbeider.
Want voor een boom is er nog hoop. Als hij wordt omgehakt, ontstaan er wel weer nieuwe spruiten die uitgroeien tot takken.
8,9 Hoewel zijn wortels in de grond oud zijn en zijn stam langzaam afsterft, groeit en bloeit hij weer als een jonge boom zodra er water bijkomt.
10 Maar wanneer de mens sterft, ligt hij neer, hij blaast de adem uit en is er niet meer.
11,12 Zoals het water uit de zee verdampt en een rivier smaller wordt en opdroogt, zo legt een mens zich voor het laatst neer om daarna niet meer op te staan. Tot op het moment dat de hemelen niet meer bestaan, zal hij niet wakker worden of in zijn slaap worden gestoord.
13 Och, verborg U mij maar tussen de doden en vergat U mij maar tot uw toorn was bedaard. Liet U mij maar links liggen om pas na enige tijd weer aan mij te denken.
14 Als een mens sterft, zal hij dan weer herleven? Die gedachte zou mij hoop kunnen geven tijdens mijn harde bestaan; dan zou ik uitzicht hebben op verlossing.
15 Dan zou U mij roepen en ik zou komen, U zou het zelfs fijn vinden met uw schepsel te spreken.
16 U zou letten op elke stap die ik zet, maar niet al mijn fouten tellen,
17 U zou ze allemaal wegstoppen in een zak en uitwissen.
18,19 Bergen slijten weg en vergruizen. Het water slijpt de stenen af tot zand. Stortregens spoelen de grond weg. Zo spoelt U ook alle hoop van de mens weg.
20,21 U keert zich tegen hem en hij verdwijnt van de aarde. U geeft hem een oud en gerimpeld gezicht en stuurt hem dan weg. Hij weet nooit of zijn zonen het ver zullen brengen of dat zij falen en ten val komen. Hij merkt het niet.
22 Voor hem is er alleen pijn en verdriet.’

14 “人为妇人所生,
一生短暂,充满患难。
他如花盛开,转眼凋谢;
如影消逝,无法久留。
你还察看这样的世人吗?
还要把我召来受审吗?
谁能使污秽产生洁净呢?
没有人能。
人的年日已被限定,
你掌管他的岁月,
设定他无法逾越的界限。
求你转身,别去管他,
好让他如雇工度完他的日子。
树木若被砍下,还有希望,
它仍可重新萌芽,
嫩枝生长不息。
虽然树根在土里衰老,
树干在地里死去,
但一有水气,
它就会像新栽的树一样发芽长枝。
10 但人一死,就失去力量;
人一咽气,就不知去向。
11 湖水会枯竭,
江河会干涸,
12 人躺下便不再起来,
到诸天不复存在,
他仍不会醒来,
不会从长眠中被唤醒。
13 但愿你把我藏在阴间,
把我藏起来直到你息怒,
定下眷顾我的日期。
14 人若死了,还能复生吗?
我要在劳苦的岁月中等待,
直到我得释放的日子来临。
15 那时你呼唤,我便回应,
你必惦念你亲手所造之物。
16 那时你必鉴察我的脚步,
但不会追究我的罪恶。
17 我的过犯会被封在袋中,
你会遮盖我的罪愆。

18 “高山崩塌,
磐石挪移;
19 流水磨损石头,
急流冲走泥土;
你也这样粉碎人的希望。
20 你永远击败他,使他消逝;
你改变他的容颜,让他离世。
21 他的后人得尊荣,他无从知晓;
他们遭贬抑,他也无法察觉。
22 他只能感受自身的痛苦,
为自己哀哭。”