Add parallel Print Page Options

Het volk zal weer bij de Heer terugkomen

De Heer zegt: "Ooit zal Israël zeggen: 'Kom, laten we weer naar de Heer teruggaan! Hij heeft ons volk wel verscheurd, maar Hij zal ons ook weer heel maken. Hij heeft ons wel geslagen, maar Hij zal onze wonden ook weer verbinden. Over twee dagen zal Hij ons nieuw leven geven. Op de derde dag zal Hij ons weer doen opstaan. Dan zullen we dicht bij Hem mogen leven. Ja, dan zullen we de Heer kennen. Dan zullen we ons uiterste best doen om Hem werkelijk te kennen. Hij zal komen en zijn licht zal op ons gaan schijnen. Dat is net zo zeker als dat morgen de zon weer opkomt. Hij zal eerst komen als een verwoestende stortregen. Maar daarna ook als de zachte regens die in de lente en de herfst het land vochtig maken.' "

De Heer zegt: "Wat moet Ik toch met je doen, Israël? Wat moet Ik toch met je doen, Juda? Want jullie liefde voor Mij lijkt op de ochtendmist, op de dauw in de vroege ochtend. Zodra de zon opkomt, is hij verdwenen! Daarom heb Ik steeds door profeten streng tegen jullie gezegd wat Ik ging doen. Ik doodde jullie door mijn woorden.[a] Mijn straf zorgt ervoor dat jullie gaan begrijpen hoe erg het is wat jullie doen. Want Ik wil dat jullie goed zijn voor elkaar. Niet alleen maar dat jullie Mij offers brengen. Ik wil zo graag dat jullie Mij kennen. Niet alleen maar dat jullie dieren voor Mij slachten en verbranden."

Er gebeuren vreselijke dingen in Israël

De Heer zegt: "Net als Adam[b] hebben ze hun verbond met Mij verbroken. Ze zijn ontrouw aan Mij geworden. De streek Gilead is als een stad vol misdadigers. De streek zit onder het bloed. De priesters gedragen zich als een bende schurken. Zoals rovers op de loer liggen en iemand opwachten, zo hebben de priesters op de weg naar Sichem gemoord. Ze doen werkelijk verschrikkelijke dingen. 10 Ik zie afschuwelijke dingen in het koninkrijk Israël. Israël aanbidt afgoden en is ontrouw aan Mij. Het hele land is bedorven.

11 Ook voor jou, Juda, zal er een 'oogst' zijn. Die zal komen wanneer Ik weer goed zal zijn voor mijn volk." (lees verder)

Footnotes

  1. Hosea 6:5 God had gezegd dat Hij zijn bescherming zou weghalen. Daardoor konden de Israëlieten door hun vijanden gedood worden. Indirect hadden Gods woorden hen dus gedood.
  2. Hosea 6:7 Adam was niet gehoorzaam geweest aan wat de Heer tegen hem gezegd had. Lees Genesis 3.

Respuesta del pueblo

«Vengan, volvamos al Señor(A).
Pues Él nos ha desgarrado(B), pero nos sanará(C);
Nos ha herido, pero nos vendará(D).
-»Nos dará vida(E) después de dos días,
Al tercer día(F) nos levantará
Y viviremos delante de Él.
-»Conozcamos, pues, esforcémonos por conocer al Señor(G).
Su salida es tan cierta como la aurora(H),
Y Él vendrá a nosotros como la lluvia,
Como la lluvia de primavera que riega la tierra(I)».
¶¿Qué haré contigo, Efraín(J)?
¿Qué haré contigo, Judá?
Porque la lealtad[a] de ustedes es como nube matinal,
Y como el rocío, que temprano desaparece(K).
Por tanto los he despedazado por medio de los profetas(L),
Los he matado con las palabras de Mi boca(M);
Los juicios sobre ti son como la luz que sale.
Porque me deleito más en la lealtad[b] que en el sacrificio(N),
Y en el conocimiento de Dios que en los holocaustos(O).
Pero ellos, como Adán[c], han transgredido el pacto(P);
Allí me han traicionado(Q).
Galaad(R) es ciudad de malhechores,
Con huellas de sangre(S).
Como bandidos al acecho de un hombre(T),
Es la banda de sacerdotes que asesina en el camino a Siquem(U);
Ciertamente han cometido iniquidad(V).
10 En la casa de Israel he visto una cosa horrible(W):
Allí está la prostitución de Efraín, se ha contaminado Israel(X).
11 Para ti también, oh Judá, hay preparada una cosecha(Y),
Cuando Yo restaure el bienestar[d] de Mi pueblo(Z).

Footnotes

  1. 6:4 O misericordia.
  2. 6:6 O misericordia.
  3. 6:7 O la humanidad.
  4. 6:11 O haga volver a los cautivos.

Impenitencia de Israel

¡Vengan, volvámonos al Señor!
Él nos ha despedazado,
    pero nos sanará;
nos ha herido,
    pero nos vendará.
Después de dos días nos dará vida nuevamente;
    al tercer día nos levantará,
    y así viviremos en su presencia.
Conozcamos al Señor;
    esforcémonos por conocerlo.
Tan cierto como que sale el sol,
    él habrá de manifestarse;
vendrá a nosotros como la lluvia de invierno,
    como la lluvia de primavera que riega la tierra.

«¿Qué voy a hacer contigo, Efraín?
    ¿Qué voy a hacer contigo, Judá?
El amor de ustedes es como nube matutina,
    como rocío que temprano se evapora.
Por eso los hice pedazos por medio de los profetas;
    los herí con las palabras de mi boca.
    ¡Mis juicios brillan como la luz!
Lo que pido de ustedes es misericordia y no sacrificios,
    conocimiento de Dios en lugar de holocaustos.
Pero ellos, como Adán han quebrantado el pacto,
    ¡me han traicionado!
Galaad es una ciudad de malhechores;
    sus pisadas dejan huellas de sangre.
Una pandilla de sacerdotes
    está al acecho en el camino a Siquén
y, como banda de salteadores,
    comete toda clase de infamias.
10 En el reino de Israel he visto algo horrible:
    se ha prostituido a Efraín
    e Israel se ha contaminado.

11 »¡A ti también, Judá,
    te espera la cosecha de tu maldad!

»Cuando yo restaure la fortuna de mi pueblo