属天的祭司

以上所说的要点是:我们有这样的一位大祭司,已经坐在诸天之上至尊者的宝座右边, 他是圣所和真会幕的服事者。这会幕是主所搭建的,不是人所搭建的。 每一位大祭司受委任,都是为了献上礼物和祭物;故此,这一位也必须有所献上。 既然如此,如果他在地上,就不会做祭司,因为地上已经有照着律法献祭物的祭司[a] 那些祭司所事奉的,是天上事物的模型和影子,就如摩西将要完成会幕的时候,得了神的指示,说:“你要注意,一切都要按照在山上指示你的样式去造。”[b] 但如今,耶稣得了更尊贵的服事工作,就像他也是更美好之约的中保那样;这约建立在各样更美好的应许之上。

完美的新约

原来,如果那第一个约[c]是无可指责的,就没有寻求第二个约的必要了, 因为神[d]指责说:

“看哪,时候就要到了!
主说,我要与以色列
犹大家订立新约。
这约[e]不像从前我拉着他们祖先的手,
在领他们出埃及地的日子里
与他们所立的约。
因为他们没有持守我的约,
我就不理他们——这是主说的。
10 主又说,在那些日子以后,
我要与以色列家订立这样的约:
我要把我的法则放在他们的意念中,
刻在他们的心上;
我将要做他们的神,
他们将要做我的子民。
11 他们绝不需要教导各自的同胞[f]、各自的兄弟,说:
‘你要认识主’——
因为他们所有的人,
从卑微的到尊贵的,
都将认识我;
12 又因为我要宽恕他们的不义,
绝不再想起他们的罪孽[g]。”[h]

13 当神[i]说到“新约[j]”,就已经把第一个当做旧的;而那渐渐变旧、渐渐变老的,很快就要消逝了。

Footnotes

  1. 希伯来书 8:4 有古抄本没有“祭司”。
  2. 希伯来书 8:5 《出埃及记》25:40。
  3. 希伯来书 8:7 约——辅助词语。
  4. 希伯来书 8:8 神——原文直译“他”。
  5. 希伯来书 8:9 这约——辅助词语。
  6. 希伯来书 8:11 同胞——有古抄本作“邻人”。
  7. 希伯来书 8:12 有古抄本附“和他们的罪恶”。
  8. 希伯来书 8:12 《耶利米书》31:31-34。
  9. 希伯来书 8:13 神——原文直译“他”。
  10. 希伯来书 8:13 约——辅助词语。

Christus, priester van een nieuw verbond

Wat wij nog eens willen zeggen, komt eigenlijk hierop neer: Christus is onze hogepriester en Hij zit aan de rechterhand van God op de troon in de hemelen. Hij dient God in het hemelse heiligdom, in de ware tempel die door de Here en niet door mensen gebouwd is.

Zoals elke priester is aangewezen om gaven en offers te brengen, zo moest ook Christus een offer brengen. Overigens, als Hij nog op aarde was, zou Hij niet eens priester zijn, omdat er al priesters zijn die offers brengen volgens de Joodse wet. Zij doen hun werk in een aardse kopie van het echte heiligdom in de hemel, want toen Mozes de heilige tent zou maken, zei God tegen hem: ‘Zorg ervoor dat alles wordt gemaakt naar het voorbeeld dat Ik u op de berg heb laten zien.’ Maar Christus, de hemelse priester, heeft een veel belangrijker taak gekregen dan de priesters van Israël. Door zijn bemiddeling heeft God een nieuw verbond met de mensen gesloten, dat beter is omdat het op betere beloften steunt. Aan het oude verbond mankeerde nogal wat. Als dat anders was geweest, zou er geen nieuw voor in de plaats gekomen zijn. Maar God berispt het volk met de woorden: ‘Er komt een tijd dat Ik een nieuw verbond met het volk van Israël en het volk van Juda zal sluiten. Het zal een ander verbond zijn dan dat Ik met hun voorouders sloot op de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, die hielden zich niet aan het verbond, zodat Ik hun de rug heb toegekeerd. 10 Dit is het nieuwe verbond dat Ik met het volk van Israël sluit: Ik zal mijn wetten in hun gedachten schrijven en in hun hart. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 11 Niemand zal tegen zijn vriend, broer of buurman hoeven te zeggen: “Jij moet de Here ook leren kennen,” want van klein tot groot zal iedereen Mij kennen. 12 Ik zal hun overtredingen vergeven en niet meer aan hun zonden denken.’

13 Als God het over een nieuw verbond heeft, wil Hij daarmee zeggen dat het eerste verouderd is. En alles wat oud en versleten is, wordt vroeg of laat afgedankt.