Add parallel Print Page Options

God belooft dat de nieuwe tempel uiteindelijk mooier zal zijn dan de eerste tempel

Op de 24e dag van de zesde maand van het tweede jaar dat Darius koning van Perzië was, begonnen ze met de herbouw van de tempel. Op de 21e dag van de zevende maand zei de Heer tegen Haggaï: "Zeg tegen bestuurder Zerubbabel, hogepriester Jozua en de andere mensen: Wie van jullie heeft gezien hoe prachtig mijn tempel vroeger was?[a] Wat is daar nu nog van over? Vergeleken daarmee stelt het nu niets voor. Maar de Heer zegt: Houd moed, Zerubbabel! Houd moed, Jozua! Houd moed, volk! Ga aan het werk, want Ik ben met jullie, zegt de Heer van de hemelse legers. Want Ik doe wat Ik heb beloofd toen Ik jullie uit Egypte bevrijdde. En mijn Geest zal bij jullie zijn. Wees dus niet bang. Ik zeg jullie: over korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven, zegt de Heer van de hemelse legers. Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen hier worden gebracht. Ik zal dit huis vullen met kostbaarheden, zegt de Heer van de hemelse legers. Want van Mij is het zilver en van Mij is het goud, zegt de Heer van de hemelse legers. 10 Deze tempel zal mooier worden dan de vorige, zegt de Heer van de hemelse legers. En op deze plaats zal Ik vrede en redding geven, zegt de Heer van de hemelse legers."

Haggaï moet de mensen uitleggen dat ze weer moeten gaan leven zoals de Heer het wil

11 Op de 24e dag van de negende maand van dat jaar, toen Darius twee jaar koning van Perzië was, zei de Heer tegen Haggaï: 12 "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ga naar de priesters en vraag hun wat de wet zegt over het volgende. 13 Stel dat iemand een stuk van het heilige offervlees meeneemt in een punt van zijn mantel, en hij raakt met zijn mantel brood, groente, wijn, olijf-olie of ander voedsel aan. Wordt dat brood of andere voedsel dan heilig?" De priesters antwoordden: "Nee." 14 Daarna vroeg Haggaï: "Stel dat iemand onrein is geworden doordat hij een dode heeft aangeraakt, en dan voedsel aanraakt. Wordt het voedsel dan onrein?" De priesters antwoordden: "Ja, dan wordt het onrein."

15 Toen zei Haggaï: "Zo is het ook met dit volk, zegt de Heer. Alles wat ze voor Mij doen en wat ze aan Mij offeren is onrein omdat ze niet leven zoals Ik het wil. 16 Bedenk wat er hiervoor is gebeurd, vóórdat jullie aan mijn tempel begonnen te bouwen. 17 Als jullie dachten dat je wel 20 emmers graan van een hoop graan zou kunnen scheppen, dan waren het maar tien emmers. En als jullie dachten dat je wel 50 emmers wijn uit de druivenpers kon scheppen, dan waren het maar 20 emmers. 18 Ik vernielde jullie oogsten met plantenziekten en met hagel, maar jullie kwamen niet bij Mij terug. 19 Maar let op wat er vanaf vandaag zal gebeuren. Dus vanaf de 24e dag van de negende maand, nu het fundament van de tempel gelegd is. 20 Op dit moment is er geen graan meer in de schuren. En jullie hebben niets kunnen oogsten van de wijnstruiken, vijgenbomen en granaatappelbomen. Maar vanaf vandaag zal Ik jullie weer grote oogsten geven."

God doet een belofte aan Zerubbabel

21 Ook zei de Heer diezelfde dag tegen Haggaï: 22 "Zeg tegen Zerubbabel, de bestuurder van Juda: Ik zal de hemel en de aarde doen beven. 23 Ik zal koninkrijken laten veroveren, de macht van de volken vernietigen, de strijdwagens en wie daarop rijden omgooien, paarden en hun ruiters laten vallen. Ze zullen elkaar doden. 24 In die tijd zal Ik jou, mijn dienaar Zerubbabel, zoon van Sealtiël, mijn macht geven. Jij zal mijn zegelring zijn. Ik kies jou daarvoor uit, zegt de Heer van de hemelse legers."

Footnotes

  1. Haggaï 2:4 Die tempel, gebouwd door koning Salomo, was 70 jaar hiervóór verwoest door de Babyloniërs, toen zij Jeruzalem veroverden. De bewoners waren gevangen meegenomen naar Babel. Veel van hen waren inmiddels gestorven. En van de mensen die nog in leven waren, kwam maar een klein aantal terug naar Juda.

新殿的榮耀勝過前殿

七月二十一日,耶和華的話臨到哈該先知說: “你要對撒拉鐵的兒子猶大省長所羅巴伯,和約撒答的兒子大祭司約書亞,以及所有餘剩的子民,說: ‘你們中間剩下的人,有誰見過這殿宇從前的榮耀呢?現在你們又看它怎樣?豈不是視如無物一樣嗎?’” 耶和華說:“所羅巴伯啊!現在你要剛強。”耶和華說:“約撒答的兒子大祭司約書亞啊!你要剛強;這地的一切子民啊!你們也要剛強,並且要作工。”萬軍之耶和華說:“因為我與你們同在。 這就是你們從埃及出來的時候,我與你們立約的話。現在我的靈住在你們中間;你們不要懼怕。” 因為萬軍之耶和華這樣說:“再過不多的時候,我要震動天、地、海洋和旱地。” 萬軍之耶和華說:“我要震動萬國,萬國的珍寶就必運來;我要使這殿宇充滿榮耀。” 萬軍之耶和華說:“銀子是我的,金子也是我的。” 萬軍之耶和華說:“這殿宇後來的榮耀,必大過先前的榮耀。”萬軍之耶和華說:“在這地方,我必賜下平安。”

指出人民的惡行

10 大利烏王第二年九月二十四日,耶和華的話臨到哈該先知說: 11 “萬軍之耶和華這樣說:你要向祭司詢問有關律法的事說: 12 人若用自己的衣襟盛載聖肉,後來又使自己的衣襟觸著餅、湯、酒、油或別的食物,這就算為聖嗎?”祭司都回答說:“不算為聖。” 13 哈該又說:“人若因觸著屍體而成為不潔,又觸著這些東西的任何一樣,這就算為不潔嗎?”祭司都回答說:“要算為不潔淨。” 14 於是哈該回答,說:“耶和華說:‘這民也是這樣,這國在我面前也是這樣;他們手裡的一切工作,都是這樣;他們在那裡所獻的,都是不潔淨的。’

耶和華應許賜福

15 “現在你們要反省,從今日起回想過往,就是在耶和華的殿還沒有一塊石頭疊在另一塊石頭上面以前, 16 那時你們怎樣呢?有人到穀堆來,想得兩百公斤穀,卻只得一百公斤;有人到榨酒池去,想從酒槽得一百公升酒,卻只得四十公升。 17 耶和華說:‘我用旱風、霉爛和冰雹擊打你們,和你們手裡的一切工作,你們還是不歸向我。 18 你們要反省,從今日起回想過往,就是自九月二十四日起,從耶和華殿的奠基日開始,你們要反省: 19 倉裡還有種子嗎?葡萄樹、無花果樹、石榴樹和橄欖樹,豈是還沒有結果子嗎?從今日起,我必賜福。’”

應許揀選所羅巴伯

20 同月二十四日,耶和華的話再次臨到哈該,說: 21 “你要向猶大省長所羅巴伯說:‘我要震動天地, 22 我必傾覆列國的寶座,消滅外族萬國的勢力,我必推翻戰車和駕車的人;馬匹和騎馬的都必跌倒;各人必死在自己兄弟的刀下。’ 23 萬軍之耶和華說:‘撒拉鐵的兒子,我的僕人所羅巴伯啊!到那日我必提拔你。’耶和華說:‘我必以你為印記。’萬軍之耶和華說:‘因為我揀選了你。’”