Genesis 32:30-32
Het Boek
30 Jakob noemde die plaats Peniël (Het Gezicht van God) en zei: ‘Ik heb God recht in de ogen gekeken en toch is mijn leven gespaard.’ 31 De zon was al op, toen Jakob Peniël verliet. Hij liep mank door de klap op zijn heup. 32 Dit is de reden waarom de Israëlieten nog steeds niet het stuk van de heupspier eten, die de heup rekt.
Read full chapter
Genesis 32:30-32
BasisBijbel
30 En Jakob noemde die plek Pniël (= 'gezicht van God'). "Want," zei hij, "ik heb oog in oog met God gestaan en toch ben ik in leven gebleven."
31 De zon kwam boven hem op toen hij bij Pniël overstak. Hij was kreupel aan één heup. 32 En tot op vandaag eten de Israëlieten de spier niet die op het heupgewricht ligt, omdat Hij Jakob op het heupgewricht, op de heupspier, heeft geslagen.
Read full chapter
Genesis 32:30-32
King James Version
30 And Jacob called the name of the place Peniel: for I have seen God face to face, and my life is preserved.
31 And as he passed over Penuel the sun rose upon him, and he halted upon his thigh.
32 Therefore the children of Israel eat not of the sinew which shrank, which is upon the hollow of the thigh, unto this day: because he touched the hollow of Jacob's thigh in the sinew that shrank.
Read full chapterHet Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016