Add parallel Print Page Options

22 Terwijl die mannen doorliepen naar Sodom, bleef Abraham nog voor de Here staan. 23 Abraham kwam nog dichter bij en vroeg: ‘Gaat U de goeden tegelijk met de slechten doden? 24 Stel nu dat er vijftig rechtvaardige mensen onder de inwoners zijn. Moet U dan de rest niet sparen ter wille van die vijftig? 25 Dat kunt U toch niet doen? U kunt ze toch niet over één kam scheren? De Rechter van de wereld is toch een rechtvaardige rechter?’ 26 De Here antwoordde: ‘Als Ik vijftig rechtvaardige mensen vind, zal Ik ter wille van hen de hele stad sparen.’

27 Abraham nam opnieuw het woord. ‘Ik heb nu mijn mond opengedaan, dus ik zal ook doorpraten, ook al ben ik maar een stoffelijk mens die tegen de Here spreekt. 28 Stel dat het er maar vijfenveertig zijn? Zult U de stad vernietigen, omdat het er maar vijfenveertig zijn? Zult U de stad vernietigen, omdat het er vijf minder zijn?’ ‘Ik zal de stad niet vernietigen als het er vijfenveertig zijn,’ zei de Here.

29 Abraham vervolgde: ‘En als het er maar veertig zijn?’ God antwoordde: ‘Ik zal de stad niet vernietigen als Ik er veertig vind.’

30 ‘Word alstublieft niet boos,’ pleitte Abraham, ‘als ik zeg: wat als het er maar dertig zijn?’ En God antwoordde: ‘Ik zal niets vernietigen als het er dertig zijn.’

31 Toen zei Abraham: ‘Nu ik heb gewaagd tegen de Here te spreken, kan ik ook verder spreken. Stel dat er maar twintig rechtvaardigen zijn?’ En God zei: ‘Ter wille van die twintig zal Ik de stad laten voortbestaan.’

32 ‘Dit is echt de laatste keer dat ik U iets vraag, Here,’ kwam Abraham nog een keer, ‘maar wat doet U als het er tien zijn?’ En weer zei de Here: ‘Ik zal de stad niet verwoesten als Ik tien rechtvaardigen vind.’ 33 Na dit gesprek ging de Here bij Abraham weg. En Abraham ging terug naar zijn tent.

Read full chapter

22 Toen gingen de mannen naar Sodom. Maar Abraham bleef voor de Heer staan. 23 Hij kwam dichterbij en zei: "Maar stel dat er ook goede mensen in de stad zijn. Zult U hen dan samen met de slechte mensen doden? 24 Misschien zijn er 50 goede mensen in die stad. Zult U hen dan ook doden? Wilt U de stad dan niet heel laten, om die 50 onschuldige mensen te redden? 25 Het past helemaal niet bij U om onschuldige mensen samen met schuldige mensen te doden. Want dan loopt het met allebei hetzelfde af! Dat past helemaal niet bij U! U, de Rechter van de hele aarde, kan toch niet onrechtvaardig zijn?" 26 De Heer antwoordde: "Als Ik in Sodom 50 goede mensen vind, zal Ik de hele stad niet straffen, om die 50 mensen te redden." 27 Abraham antwoordde: "Ik ben zo brutaal geweest om tegen de Heer te spreken, ook al ben ik maar een mens. 28 Misschien zijn er vijf mensen te weinig. Zult U dan, omdat er vijf te weinig zijn, de hele stad verwoesten?" En Hij zei: "Ik zal de stad niet verwoesten, als Ik er 45 goede mensen vind." 29 Abraham zei: "Misschien vindt U er maar 40 goede mensen." En Hij zei: "Dan zal Ik het niet doen, om die 40 te redden." 30 En Abraham zei: "Heer, word alstublieft niet boos als ik nóg iets zeg. Maar misschien vindt U er maar 30 goede mensen." En de Heer zei: "Ik zal het niet doen als Ik er maar 30 vind." 31 En Abraham zei: "Ik ben zo brutaal om weer tegen de Heer te spreken. Maar misschien vindt U er maar 20 goede mensen." En de Heer zei: "Dan zal Ik de stad niet verwoesten, om die 20 te redden." 32 En Abraham zei: "Heer, word alstublieft niet boos als ik nog één keer iets zeg. Maar misschien vindt U er maar 10 goede mensen." En Hij zei: "Dan zal Ik de stad niet verwoesten, om die 10 te redden." 33 Toen Hij uitgesproken was met Abraham, ging de Heer weg. En Abraham ging naar huis terug.

Read full chapter