Add parallel Print Page Options

Ang mga Hatol ng Panginoon

Nakita kong nakatayo sa may altar ang Panginoon. At siya'y nag-utos ng ganito:

“Bayuhin mo ang mga haligi ng templo hanggang sa mauga ang buong pundasyon,
    at ihampas ito sa ulo ng mga tao.
Ang mga nalabi ay masasawi sa digmaan,
    walang sinumang makakatakas;
    isa ma'y walang makakaligtas.
Humukay man sila patungo sa daigdig ng mga patay,
    aabutan ko pa rin sila.
Umakyat man sila sa langit,
    hihilahin ko silang pababa mula roon.
Kung magtago man sila sa Bundok ng Carmel,
    tutugisin ko sila't huhulihin.
Magtago man sila sa kalaliman ng dagat,
    uutusan ko ang dambuhala sa dagat upang sila'y lamunin.
Kung bihagin man sila ng kanilang kaaway,
    iuutos kong sila'y patayin sa pamamagitan ng tabak.
Ipinasya ko nang puksain sila at hindi tulungan.”

Si Yahweh, ang Makapangyarihang Panginoon,
    siya na humipo sa lupa at iyon ay natutunaw,
    at ang lahat ng naroon ay nagdadalamhati.
Dahil dito'y ang buong lupain ay tumataas gaya ng Ilog Nilo,
    at bumababa gaya ng ilog sa Egipto.
Siya na gumagawa ng mga silid doon sa kalangitan,
    at naglalagay ng pundasyon nito sa ibabaw ng lupa,
inipon niya ang tubig sa dagat,
    at ibinubuhos iyon sa lupa.
Yahweh ang kanyang pangalan!

Sinasabi ni Yahweh,
“Para sa akin, kayong mga taga-Israel, ay kapantay lang ng mga taga-Etiopia.
Hinango ko ang Israel mula sa Egipto;
    iniahon ko ang mga Filisteo sa Caftor at ang mga taga-Siria mula sa Kir.
Ako ang Panginoong Yahweh na nagmamasid sa makasalanang kaharian ng Israel.
    Lilipulin ko sila sa balat ng lupa,
    ngunit di ko lubusang pupuksain ang lahi ni Jacob.

“Iuutos kong ligligin
    ang bayan ng Israel kasama ng lahat ng bansa;
tulad ng pag-alog sa salaan,
    ngunit walang butil na babagsak sa lupa.
10 Ang mga makasalanan sa aking bayan ay masasawi sa digmaan;
    lahat ng nagsasabing, ‘Hindi ipahihintulot ng Diyos na tayo'y mapahamak.’”

Manunumbalik ang Israel

11 “Sa(A) araw na iyon, ibabangon kong muli
    ang nawasak na kaharian ni David,
at aayusin kong muli ang mga nasirang dako.
    Ibabalik ang mga guho;
    itatayo kong muli iyon, kagaya noong una.
12 Sa gayon ay sasakupin ng Israel ang nalalabi sa lupain ng Edom
    at ang lahat ng bansang dati'y aking pag-aari,”
    sabi ni Yahweh na siyang gagawa ng mga bagay na ito.

13 Sinabi rin ni Yahweh, “Darating ang panahon,
    mag-aararo ang magbubukid habang nag-aani pa ang manggagapas;
    at maghahasik na ng binhi ng ubas ang magsasaka habang gumagawa pa ng alak ang mag-aalak.
Dadaloy sa mga bundok ang bagong alak,
    at masaganang aagos sa mga burol.
14 Ibabalik ko sa kanilang lupain ang aking bayan.
    Itatayo nilang muli ang kanilang mga lunsod na nawasak, at doon sila maninirahan.
Tatamnan nilang muli ang mga ubasan at sila'y iinom ng alak.
    Magtatanim silang muli sa mga halamanan at kakain ng mga bunga niyon.
15     Ibabalik ko ang Israel sa lupaing ibinigay ko sa kanila,
    at hindi na sila maaalis pang muli roon.”
Si Yahweh na inyong Diyos ang nagsasalita.

God oordeelt zijn volk

De Heer liet mij weer iets zien alsof ik droomde. Ik zag de Heer op het altaar staan. Hij zei: "Sla tegen het bovenste deel van de zuilen van de tempel, zodat de zuilen beven. Laat ze instorten op de hoofden van de mensen. De mensen die het overleven, zal Ik doden met het zwaard. Niemand van hen zal levend wegkomen. Niemand zal zijn leven kunnen redden. Al groeven ze tot in het dodenrijk om zich te verbergen, Ik zou hen daar weghalen. Al klommen ze omhoog naar de hemel, Ik zou hen van daar naar beneden trekken. Al verborgen ze zich op de top van de Karmel, Ik zou hen vinden en hen daar wegslepen. Al probeerden ze zich voor mijn ogen te verbergen op de bodem van de zee, Ik zou een zeeslang bevelen om hen te bijten. En al worden ze door hun vijanden gevangen meegenomen naar een ander land, Ik zal daar het zwaard bevelen om hen te doden. Want ze kunnen niet aan mijn blikken ontsnappen. Ik zal tégen hen zijn, en niet langer vóór hen.

Ja, de Heer van de hemelse legers raakt de aarde aan, en de aarde smelt weg. Iedereen treurt. Het land zal omhoog komen en weer neerdalen, zoals het water van de rivier de Nijl van Egypte. Hij die in de hemel zijn paleis gebouwd heeft, Hij die de hemel[a] als een koepel over de aarde heeft gezet, Hij die het water van de zee heeft geroepen en als regen heeft uitgegoten over de aarde – is de Heer.

God straft het kwaad

De Heer zegt: Israëlieten, jullie zijn voor Mij net als de Ethiopiërs. Ooit heb Ik jullie uit Egypte gehaald, de Filistijnen uit Kreta en de Arameeërs uit Kir. Ik plaats alle volken waar Ík het wil. Ik ben de vijand van dit slechte koninkrijk. Ik zal het van de aarde wegvegen. Maar niet helemaal, zegt de Heer. Wanneer Ik het bevel geef, wordt het koninkrijk Israël uitgeschud onder de volken, zoals graan in een zeef wordt geschud. En net zoals geen enkel steentje door de zeef zal vallen, zo zal geen enkel slecht mens worden gered. 10 De slechte mensen van mijn volk denken dat Ik hen wel zal beschermen tegen alle kwaad. Maar Ik zal iedereen doden die zich niets van Mij aantrekt. Ze zullen sterven door het zwaard.

God belooft dat Hij weer goed zal zijn voor zijn volk

11 De Heer zegt: In die tijd zal Ik het koninkrijk van David weer opbouwen. Nu is dat rijk er net zo slecht aan toe als een half ingestort huis met scheuren in de muren.[b] Maar Ik zal de scheuren dichtmaken. De delen die zijn ingestort, zal Ik weer opbouwen. Het huis zal weer net zo worden als vroeger. 12 Dan zal mijn volk ook de rest van het land Edom bezitten. Ook de landen van de volken die Mij dienen, zullen voor mijn volk zijn, zegt de Heer die dit allemaal doet.

13 De Heer zegt: In die tijd zal er gelijk na het omploegen van het land alweer geoogst kunnen worden. En als de wijnstruiken geplant zijn, zullen er gelijk al druiven geoogst kunnen worden en zal er wijn worden gemaakt. De bergen en heuvels zullen vol staan met druiven voor de nieuwe wijn. 14 Ik zal een einde maken aan de gevangenschap van mijn volk Israël. Ze zullen hun verwoeste steden weer opbouwen en er weer gaan wonen. Ze zullen wijngaarden planten en zelf de wijn ervan drinken. Ze zullen boomgaarden aanleggen en zelf van de vruchten eten.

15 Ik zal hen voorgoed laten wonen in hun land. Ze zullen er geplant zijn als een boom en nooit meer uitgerukt worden. Ze zullen nooit meer worden weggejaagd uit het land dat Ik hun heb gegeven, zegt jullie Heer God.

Footnotes

  1. Amos 9:6 De eerstgenoemde 'hemel' is de woonplaats van God, de tweede 'hemel' is de hemel zoals wij die boven ons zien.
  2. Amos 9:11 Het koninkrijk van koning David was helemaal vervallen geraakt doordat de mensen zich niets meer van God aangetrokken hadden. Het was in twee rijken uiteen gevallen. Op een gegeven moment bestond het land Israël zelfs nauwelijks meer. Want de bewoners van het koninkrijk Israël werden gevangen meegenomen naar Assur, en de bewoners van het koninkrijk Juda naar Babel. Maar op een dag zal God het land herstellen en weer zo groot maken als in de tijd van koning David.
'Amos 9 ' not found for the version: Ang Bagong Tipan: Filipino Standard Version.

Israel to Be Destroyed

I saw the Lord standing by the altar, and he said:

“Strike the tops of the pillars
    so that the thresholds shake.
Bring them down on the heads(A) of all the people;
    those who are left I will kill with the sword.
Not one will get away,
    none will escape.(B)
Though they dig down to the depths below,(C)
    from there my hand will take them.
Though they climb up to the heavens above,(D)
    from there I will bring them down.(E)
Though they hide themselves on the top of Carmel,(F)
    there I will hunt them down and seize them.(G)
Though they hide from my eyes at the bottom of the sea,(H)
    there I will command the serpent(I) to bite them.(J)
Though they are driven into exile by their enemies,
    there I will command the sword(K) to slay them.

“I will keep my eye on them
    for harm(L) and not for good.(M)(N)

The Lord, the Lord Almighty—
he touches the earth and it melts,(O)
    and all who live in it mourn;
the whole land rises like the Nile,
    then sinks like the river of Egypt;(P)
he builds his lofty palace[a](Q) in the heavens
    and sets its foundation[b] on the earth;
he calls for the waters of the sea
    and pours them out over the face of the land—
    the Lord is his name.(R)

“Are not you Israelites
    the same to me as the Cushites[c]?”(S)
declares the Lord.
“Did I not bring Israel up from Egypt,
    the Philistines(T) from Caphtor[d](U)
    and the Arameans from Kir?(V)

“Surely the eyes of the Sovereign Lord
    are on the sinful kingdom.
I will destroy(W) it
    from the face of the earth.
Yet I will not totally destroy
    the descendants of Jacob,”
declares the Lord.(X)
“For I will give the command,
    and I will shake the people of Israel
    among all the nations
as grain(Y) is shaken in a sieve,(Z)
    and not a pebble will reach the ground.(AA)
10 All the sinners among my people
    will die by the sword,(AB)
all those who say,
    ‘Disaster will not overtake or meet us.’(AC)

Israel’s Restoration

11 “In that day

“I will restore David’s(AD) fallen shelter(AE)
    I will repair its broken walls
    and restore its ruins(AF)
    and will rebuild it as it used to be,(AG)
12 so that they may possess the remnant of Edom(AH)
    and all the nations that bear my name,[e](AI)
declares the Lord, who will do these things.(AJ)

13 “The days are coming,”(AK) declares the Lord,

“when the reaper(AL) will be overtaken by the plowman(AM)
    and the planter by the one treading(AN) grapes.
New wine(AO) will drip from the mountains
    and flow from all the hills,(AP)
14     and I will bring(AQ) my people Israel back from exile.[f](AR)

“They will rebuild the ruined cities(AS) and live in them.
    They will plant vineyards(AT) and drink their wine;
    they will make gardens and eat their fruit.(AU)
15 I will plant(AV) Israel in their own land,(AW)
    never again to be uprooted(AX)
    from the land I have given them,”(AY)

says the Lord your God.(AZ)

Footnotes

  1. Amos 9:6 The meaning of the Hebrew for this phrase is uncertain.
  2. Amos 9:6 The meaning of the Hebrew for this word is uncertain.
  3. Amos 9:7 That is, people from the upper Nile region
  4. Amos 9:7 That is, Crete
  5. Amos 9:12 Hebrew; Septuagint so that the remnant of people / and all the nations that bear my name may seek me
  6. Amos 9:14 Or will restore the fortunes of my people Israel