1 Corinthiërs 5-8
Het Boek
Immoraliteit binnen de gemeenschap
5 Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van een soort dat zelfs onder ongelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder naar bed gaat. 2 En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u die man niet uitgestoten uit uw gemeente? 3 Want al ben ik lichamelijk afwezig, in gedachten ben ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was. 4 Als u in de naam van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in gedachten bij ben, moeten we die man door de kracht van de Here Jezus 5 uit onze gemeenschap stoten en aan Satan overleveren. Daardoor zal zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered worden.
6 Het is niet goed dat u zo verwaand bent. Hoe hebt u zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat door een klein beetje gist het hele deeg gaat gisten? 7 Gooi de oude gist weg, anders bent u geen vers deeg. Er hoort bij u geen gist te zijn omdat Christus, ons Paaslam, geofferd is. 8 Laten wij dat dan ook blijven vieren, niet met oud gist of met gist van kwaad en schande, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.
9 Ik heb u al eerder geschreven niet om te gaan met mensen die vrije seks bedrijven. 10 Ik bedoel daarmee niet dat soort mensen in het algemeen of egoïsten, oplichters en afgodendienaars. Want dan zou u de wereld beter kunnen verlaten. 11 Nu schrijf ik u echter helemaal niet om te gaan met iemand die, al zegt hij een gelovige te zijn, er op seksueel gebied maar op losleeft, egoïstisch is, afgoden dient, roddelt, teveel drinkt of anderen uitbuit. Met zo iemand moet u zelfs niet samen eten. 12 Kijk, ik hoef niet over buitenstaanders te oordelen. Dat zal God wel doen. 13 De mensen uit uw eigen midden, die moet u veroordelen. Verwijder die slechte man uit uw midden!
Geschilpunten binnen de gemeenschap
6 Wat recht en oordeel betreft, hoe durft u als de een tegen de ander iets heeft, recht te zoeken bij de rechtbank? 2 Waarom niet bij uw medegelovigen? Of weet u niet dat de gelovigen straks over de wereld zullen rechtspreken? Kunt u dan zulke kleinigheden nog niet eens onder elkaar oplossen? 3 Weet u niet dat wij straks over engelen zullen oordelen? Dan kunnen we dat nu toch zéker over alledaagse dingen! 4 Als er geschilpunten zijn die het dagelijks leven betreffen, kan zelfs de minste uit de gemeente daarover rechtspreken. 5 Is er geen wijs man onder u, die de twee partijen tot elkaar kan brengen? 6 Blijkbaar niet, want de ene gelovige brengt de andere voor de rechtbank, voor ongelovige rechters nog wel! 7 Het is toch onwaardig dat u, als gelovigen, rechtsgeschillen hebt? Waarom bent u niet bereid onrecht te verdragen? Waarom laat u zich niet liever benadelen? 8 Maar nee, u doet zélf onrecht, u berokkent schade en nog wel aan medechristenen! 9 Weet u niet dat onrechtvaardige mensen geen deel zullen hebben aan het Koninkrijk van God? Verlaat Gods weg niet! Mensen die vrije seks voorstaan, afgoden dienen, overspel plegen of zich met homoseksuele en pedofiele praktijken inlaten, 10 blijven buiten het Koninkrijk van God. Dat geldt ook voor dieven, gierigaards, dronkaards, roddelaars en oplichters. 11 Sommigen van u zijn vroeger ook zo geweest. U bent nu schoongewassen en voor God afgezonderd. U bent onschuldig verklaard in de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
12 Ik mag alles, zegt u. Maar niet alles is zinvol. Hoewel ik alles mag, mag niets mij overheersen. 13 Het voedsel is voor het lichaam en het lichaam is voor het voedsel. God zal ze allebei overbodig maken. Ons lichaam is niet bestemd voor de ontucht, maar voor de Here en de Here zorgt voor het lichaam! 14 Zoals God de Here Jezus Christus weer levend heeft gemaakt, heeft Hij ook de kracht om óns weer levend te maken. 15 Weet u niet dat uw lichaam een lichaamsdeel van Christus is? Kan ik dan toestaan dat een lichaamsdeel van Christus gemeenschap heeft met een prostituee? Absoluut niet! 16 Of weet u niet dat u, door gemeenschap te hebben met een prostituee, één met haar wordt? Want God heeft gezegd: ‘Man en vrouw worden werkelijk één.’ 17 Maar als u gemeenschap met de Here hebt, bent u één van geest met Hem. 18 Houd u ver van elke vorm van hoererij. Geen andere zonde heeft zó wezenlijk met uw lichaam te maken. Als u met een andere dan uw eigen vrouw gemeenschap hebt, doet u kwaad aan uw eigen lichaam. 19 Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Van de Geest die God u heeft gegeven en die nu in u woont? U bent niet van uzelf! 20 God heeft u tegen de allerhoogste prijs gekocht! Gebruik daarom ieder deel van uw lichaam om God eer te geven.
Voorschriften voor getrouwde en ongetrouwde gelovigen
7 Daarmee kom ik op de vragen uit uw brief. U zegt dat het een goede zaak is als een man geen seksuele omgang heeft met een vrouw. 2 Maar om ontucht te voorkomen, is het goed dat elke man zijn eigen vrouw heeft en elke vrouw haar eigen man. 3 De man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt en de vrouw haar man wat hem toekomt. 4 De man heeft net zoveel zeggenschap over het lichaam van zijn vrouw als zijzelf en de vrouw net zoveel over het lichaam van haar man als hij. 5 Weiger elkaar de seksuele omgang niet, behalve als u samen afspreekt tijdelijk geen gemeenschap te hebben, omdat u de tijd wilt gebruiken om te bidden. Maar daarna moet u weer gewoon gemeenschap met elkaar hebben. Anders zou Satan u, door uw gebrek aan zelfbeheersing, in verleiding kunnen brengen. 6 Ik zeg u dit om u tegemoet te komen, niet om u iets op te leggen. 7 Ik zou het fijn vinden als iedereen was zoals ik en niet trouwde. Maar het hangt ervan af welke gave God in zijn genade aan u geeft. De een krijgt deze gave, de ander die.
8 Wat de ongetrouwde mannen en weduwen betreft: ik vind het beter dat zij alleen blijven net als ik. 9 Maar als zij zich niet kunnen beheersen, kunnen zij beter trouwen. Het is beter om te trouwen dan door verlangen verteerd te worden.
10 Voor de getrouwden geldt dit voorschrift, dat niet van mijzelf maar van de Here komt: een vrouw mag niet van haar man scheiden. 11 Als zij dat toch doet, moet zij ongetrouwd blijven of naar haar man terugkeren en het met hem in orde maken. Ook een man mag zijn vrouw niet wegsturen. 12 Wat de anderen betreft, hun heb ik ook nog iets te zeggen. Dit is geen voorschrift van God, maar mijn eigen mening: als een gelovige man een ongelovige vrouw heeft die toch bij hem wil blijven, moet hij niet van haar scheiden. 13 En als een gelovige vrouw een ongelovige man heeft die toch bij haar wil blijven, moet zij niet van hem scheiden. 14 Want de ongelovige man is voor God apart gezet, omdat zijn vrouw een gelovige is, en de ongelovige vrouw is voor God afgezonderd, omdat haar man een gelovige is. Anders zou u ook geen contact met uw kinderen mogen hebben. Maar nu zijn zij door God afgezonderd. 15 Het ligt anders als de ongelovige man of vrouw zelf wil scheiden. Laat er dan maar een scheiding komen. De gelovige hoeft zich dan op geen enkele wijze verplicht te voelen. Want God wil dat u in vrede en harmonie leeft. 16 Hoe kunt u als vrouw nu weten dat u uw man zult redden? En hoe kunt u als man weten dat u uw vrouw zult redden?
17 Maar, laat ieder zó leven als de Here voor hem bedoeld heeft en met de gaven die de Here hem heeft gegeven. Ieder moet zo leven als de Here hem heeft geroepen. Dit is iets dat ik in alle gemeenten voorschrijf. 18 Als u besneden was toen u gelovig werd, moet u niet proberen daar verandering in te brengen. Als u op dat moment niet besneden was, moet u het zo laten. 19 Want het al of niet besneden zijn heeft niets te betekenen. Waar het om gaat, is of u doet wat God wil. 20 Ieder moet zijn oorspronkelijke roeping trouw blijven. 21 Was u een slaaf toen God u riep, maak u daar dan niet druk over. Maar als de mogelijkheid zich voordoet vrij te komen, moet u die kans natuurlijk met beide handen aangrijpen. 22 Want de slaaf die door de Here Zelf geroepen werd, is voor de Here een vrij man. En omgekeerd is de vrije man die door de Here geroepen werd, een slaaf van Christus. 23 Hij is voor de hoogste prijs gekocht en betaald. Neem dus geen slaafse houding tegenover mensen aan. 24 Broeders en zusters, wat u was toen de Here u riep, dat moet u blijven.
25 Voor de ongetrouwde jonge vrouwen heb ik geen voorschrift van de Here. Maar ik geef mijn eigen mening als iemand die, door de goedheid van de Here, te vertrouwen is. 26 Ik vind dat een mens in deze moeilijke tijd er goed aan doet ongetrouwd te blijven. 27 Als u een vrouw hebt, moet u natuurlijk niet van haar scheiden. Hebt u geen vrouw, probeer dan ook niet er één te vinden. 28 Trouwen is voor een man geen zonde en voor een jonge vrouw ook niet. Maar zulke mensen staat wel leed en verdriet te wachten en dat zou ik u graag besparen.
29 Ik zeg dit allemaal, vrienden, omdat we niet veel tijd meer hebben. Daarom moet u, als u getrouwd bent, leven alsof u geen vrouw hebt. 30 Als u verdriet hebt, laat u er niet door overweldigen. Als u blij bent, geef u er niet aan over. Als u iets koopt, klem u er niet aan vast. 31 Als u gebruik maakt van wat de wereld biedt, moet u er niet in opgaan. Want de wereld zoals wij die nu kennen, zal niet lang meer bestaan.
32 Ik zou wel willen dat u geen zorgen had. Iemand die niet getrouwd is, kan al zijn tijd en aandacht aan de zaken van de Here besteden. Zo is hij of zij in de gelegenheid uitsluitend de Here te dienen. 33 Maar wie getrouwd is, moet aan dingen van de wereld denken. Hij wil het niet alleen zijn vrouw naar de zin maken, maar ook naar de wil van de Here leven. Zijn liefde en aandacht zijn verdeeld. 34 Een getrouwde vrouw heeft hetzelfde probleem. Ook zij is bezig met de dingen van de wereld en probeert het haar man naar de zin te maken. Heel anders is het voor een ongetrouwde vrouw. Zij kan al haar tijd en aandacht aan de zaak van de Here besteden en behoort Hem met hart en ziel toe. 35 Ik zeg deze dingen niet om u in een keurslijf te persen, maar om u te helpen. Ik wil graag dat u goed leeft en dat zo min mogelijk dingen uw aandacht van de Here afleiden. 36 Als iemand het tegenover zijn dochter niet gepast vindt haar van een huwelijk te weerhouden, vooral als zij al wat ouder wordt en niet te lang meer moet wachten, laat hij dan doen wat zijn hart hem ingeeft. Als hij haar laat trouwen, doet hij daarmee niet verkeerd. 37 Maar wie de vaste overtuiging heeft dat zijn dochter ongetrouwd moet blijven en geen verplichtingen tegenover anderen heeft, neemt een goed besluit. 38 Dus is het goed uw dochter te laten trouwen, maar beter om haar niet te laten trouwen.
39 Een getrouwde vrouw mag zolang haar man leeft niet bij hem weggaan. Maar als haar man sterft, is zij vrij. Dan mag zij trouwen met wie zij wil, maar dat moet dan wel een gelovige zijn. 40 Toch doet zij er volgens mij beter aan weduwe te blijven. Dan zal zij gelukkiger zijn. Ik geef dit advies omdat ik meen dat de Geest van God mij daar ook de wijsheid voor geeft.
Het eten van voedsel dat aan de afgoden geofferd is
8 Als het gaat om voedsel dat aan afgoden geofferd is, weten wij precies wat wij daarmee moeten doen. Maar van weten alleen wordt u eigenwijs. De liefde van God maakt u wijs. 2 Als iemand meent alles te weten, weet hij nog niet wat hij zou moeten weten. 3 Maar als iemand God liefheeft, kent God hem. 4 Wel, als het om dat eten gaat, weten wij dat er geen andere goden bestaan. 5 Er is maar één God. Ook al zeggen de mensen dat er in de hemel en op aarde vele goden en vele heren zijn—en er zijn heel wat zogenaamde goden en heren—wij weten wel beter. 6 Er is maar één God: de Vader, door wie alles is en voor wie wij leven. En er is ook maar één Heer: Jezus Christus, door wie alles is gemaakt en die ons het leven heeft gegeven.
7 Toch is dit niet voor alle gelovigen even duidelijk. Sommigen hebben nu nog de gewoonte deel te nemen aan maaltijden ter ere van afgoden. En als zij eraan meedoen, voelen zij zich onzeker en spreekt hun geweten. 8 Nu is onze verhouding met God niet afhankelijk van wat wij eten. Als wij niet eten, zijn we voor Hem niet minder, en als wij wel eten, zijn we voor Hem niet meer. 9 Pas er dus voor op dat uw recht om te eten niet een struikelblok wordt voor anderen, die niet zo sterk in hun schoenen staan. 10 Misschien denkt u dat het geen kwaad kan in de tempel van een zogenaamde god te eten, maar als iemand met een zwakker geweten dat ziet, kan hij daardoor in moeilijkheden komen. Misschien gaat hij dan ook dat voedsel eten, terwijl hij steeds het gevoel houdt te zondigen. 11 Waarom zou u zoʼn zwakke broeder door uw grotere kennis naar de ondergang helpen? Christus is voor hem gestorven! 12 Door uw broeder over te halen iets te doen wat hij eigenlijk niet wil, zondigt u tegen hem én tegen Christus. 13 Ik heb zelf besloten nooit meer vlees te eten als ik mijn broeder daarmee ten val breng. Ik wil niet dat hij in moeilijkheden komt door iets dat ik eet.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.