Add parallel Print Page Options

29 Op een dag zei Mozes tegen zijn zwager Chobab, de zoon van zijn schoonvader Jetro: ‘Wij zijn nu eindelijk echt op weg naar het beloofde land. Ga toch met ons mee, er zal goed voor je gezorgd worden. Want de Here heeft Israël veel goeds beloofd.’ 30 Maar zijn zwager antwoordde: ‘Nee, ik wil terug naar mijn eigen land en mijn familie.’ 31 ‘Blijf toch bij ons,’ drong Mozes aan, ‘want jij kent de weg in de woestijn en je zou ons goed kunnen helpen. 32 Als je meegaat, kun je ook genieten van al het goede dat de Here ons gaat geven.’

Read full chapter

29 Toen zei Mozes tegen Hobab, de broer van zijn vrouw, de zoon van zijn schoonvader Rehuël uit Midian: "We trekken naar de plaats die de Heer aan ons beloofd heeft. Ga met ons mee, dan zul je het goed hebben. Want de Heer heeft aan Israël goede dingen beloofd." 30 Maar hij antwoordde: "Nee, ik wil naar mijn eigen land en familie teruggaan." 31 Toen zei Mozes: "Laat ons nu niet in de steek. Jij weet goed hoe we in de woestijn een tentenkamp moeten opzetten. Jij kan onze gids zijn. 32 Ga toch met ons mee! Dan zul je het net zo goed krijgen als wij, als we straks alle goede dingen gekregen hebben die de Heer ons heeft beloofd."

Read full chapter

29 Now Moses said to Hobab(A) son of Reuel(B) the Midianite, Moses’ father-in-law,(C) “We are setting out for the place about which the Lord said, ‘I will give it to you.’(D) Come with us and we will treat you well, for the Lord has promised good things to Israel.”

30 He answered, “No, I will not go;(E) I am going back to my own land and my own people.(F)

31 But Moses said, “Please do not leave us. You know where we should camp in the wilderness, and you can be our eyes.(G) 32 If you come with us, we will share with you(H) whatever good things the Lord gives us.(I)

Read full chapter